Pijn aan de ziel

‘Ik denk dat ik gek word’ zei een Russisch soldaat tegen zijn vrouw. Hij belde vanuit Oekraïne. ‘Ik heb al zoveel burgers gedood.’

Ook al lijkt het soms niet zo: ook militairen weten vaak wel degelijk wanneer ze een morele grens over gaan. En ze kunnen daar aan lijden, zelfs gek van worden. Dat geldt ook voor Nederlandse veteranen die we soms in buitenlandse gevangenissen ontmoeten. Ze zijn uitgezonden geweest, bijvoorbeeld in missies naar Afghanistan, naar Bosnië, naar Mali. Ze konden niet meer de weg terug vinden naar een gewoon bestaan in Nederland. Ze reageren soms heftig op ‘gewone’ gebeurtenissen, bijvoorbeeld in de omgang met kinderen. Ze gaan reizen, zwerven of ontsporen in drugs of drank of soms in crimineel gedrag.
Vaak hebben ze levensbedreigende situaties meegemaakt: bombardementen, mijnen, scherpschutters, man-tot-man gevechten. Zo’n heftige ervaring leidt soms tot klachten die we met een verzamelbegrip PTSS noemen, post-traumatische stressstoornis. Je beleeft bijvoorbeeld steeds opnieuw de dreigende situatie, je slaapt slecht, bent bang en onrustig en overgevoelig voor harde geluiden. PTSS kan overigens ook in andere levensbedreigende situaties ontstaan, bijvoorbeeld bij slachtoffers van verkrachting of overlevenden van schietpartijen op scholen, zoals in de VS.
Wat centraal staat is de levensbedreigende situatie. En als je dan met PTSS en al in en gevangenis belandt verergeren de klachten vaak: er zijn veel en harde geluiden, en vaak ook is er nieuwe dreiging van geweld.

Morele verwonding
De laatste jaren is er naast het begrip PTSS steeds meer aandacht gekomen voor het begrip ‘morele verwonding’, met name in de krijgsmacht. ‘Er kwam een soldaat van de vijand op me af, zijn wapen getrokken. Ik schoot. Hij viel neer. Ik liep naar hem toe en zag dat hij dood was. Ik controleerde zijn kleding en vond in zijn borstzak een foto van twee kinderen, kleine meisjes. Ik nam aan dat het zijn kinderen waren. Nu denk ik steeds aan die meisjes die hun vader kwijt zijn. En dat is mijn schuld.’
Bij morele verwonding gaat het vooral om de ervaring van schuld, de verantwoordelijkheid voor een daad waarvan je altijd geleerd had dat je dat niet mocht doen. Zoals het doden van een ander mens. In oorlogen gebeurt dat veel en regeringen en legerleiding zijn dan ook altijd bezig met de morele rechtvaardiging daarvan. Doden van de vijand is dan noodzakelijk om je land te bevrijden of verdedigen. Dat helpt soldaten om die morele grens over te gaan. En in de omgeving van het leger worden mensen getraind om daar mee om te gaan. Maar toch is er vaak een moment, zoals bij de soldaat die de foto van de kinderen zag, dat die rechtvaardiging niet meer werkt. Dat je de schuld of de schaamte daarover niet meer kwijtraakt. Dat noemen we morele verwon­ding: je besef van wat rechtvaardig en goed is, is geschonden, ook door wat jezelf hebt gedaan. Het gaat ook nog verder: som­mige mensen begaan oorlogsmisdaden. Ze schieten ongewapende burgers dood. Ze verkrachten vrouwen of krijgsgevange­nen. De buitenwereld hoort lang niet altijd de verhalen daarover, maar de daders le­ven altijd met deze schending, ook van hun eigen moraal. Sommigen stoppen het weg. Anderen begaan een nog grotere wreed­heid om de pijn weg te duwen. Het lijkt een beetje op hoe sommige gedetineerden hun delict verwerken. Soms worstelen zij ook met schuld of schaamte, soms stoppen ook zij de herinnering het liefste weg. Of ze proberen het te rechtvaardigen: ‘ze was een slechte vrouw’ of ‘het was hij of ik’. En soms doen ze er onverschillig over. En doen het nog een keer.

Verwerking en herstel
Soms is de morele verwonding nauwelijks bewust en komt het pas bij een bijzondere gebeurtenis weer naar boven. Zoals de jon­ge man die niet kon genieten van het pas­geboren kind in zijn gezin, omdat hij het ge­voel had dat hij het recht op geluk verspeeld had, nu hij een onschuldig burger gedood had. Of de man die telkens zo woedend was op zijn kleuterzoon dat het kind de tuin in vluchtte en over de schutting klom om bij hem weg te komen. Je kunt dat ervaren als dader: je had nooit gedacht dat je zo­iets zou doen. Je kunt het ook ervaren als getuige of als slachtoffer: je had nooit ge­dacht dat jou zoiets kon overkomen, dat je zoiets zou zien, dat mensen dat elkaar kun­nen aandoen. Het gaat gepaard met schuld, met schaamte, en vaak ook met boosheid: bijvoorbeeld op degenen die de opdracht hebben gegeven, de commandant, de rege­ring of het verraad van een vriend of baas. Of boosheid op jezelf. In alle gevallen is je gevoel van wat goed en rechtvaardig is ver­stoord. Zo vertelde een geestelijk verzorger van een man die zichzelf niet kon verge­ven dat hij achteloos en zelfs wreed was omgegaan met een mensenleven. ‘Het is onvergeeflijk’, zei hij. Hij heeft zichzelf dat ook later niet kunnen vergeven, ook niet in gesprekken. Hij heeft wel leren leven met dat deel van zichzelf dat kennelijk in staat was tot wreedheid.
Bij morele verwonding gaat het niet al­leen om hoe je jezelf ziet, maar ook hoe de mensen in je omgeving je zien, hoe slacht­offers hen zien en voor sommigen ook hoe zij denken dat God hen ziet. Het gaat dus altijd om relaties. En verwerking en herstel gebeurt dan ook altijd in die re­laties. Vroeger waren er in de samenle­ving meer rituelen voor teruggekeerde krijgers: zij moesten bijvoorbeeld per gedode tegenstander een aantal dagen vasten en psalmen opzeggen. Daarna konden ze weer terugkeren in de sa­menleving.
Je ziet nu dat sommige veteranen naar nieuwe rituelen zoeken: bijvoorbeeld een retraite in een klooster waarbij ook gelegenheid is om met elkaar te praten over de dingen die gebeurd zijn. Het doel is onder ogen zien en accepteren wat er gebeurd is. Maar ook doen veteranen soms een terugkeerreis, bijvoorbeeld naar Srebrenica om de plaats van oorlog en pijnlijke herinnering terug te zien en een plaats te geven in hun leven.

Accepteren
Het gaat om een vorm van goedmaken van schuld, van herstel van vertrouwen in jezelf en in de wereld om je heen. Mo­rele verwonding is dus iets anders dan een psychische stoornis. Ze noemen het ook wel ‘pijn aan de ziel’. En bij herstel daarvan gaat het niet om medicatie maar om acceptatie, om een erkenning van wat je gedaan hebt en daarmee in het reine komen. En soms kan die ontstaan in ge­sprekken, met een psycholoog of gees­telijk verzorger. Soms is er meer nodig: contact met slachtoffers, boetedoening of vergeving, ook van jezelf. Praten met de mensen op wie je zelf kwaad bent. Ac­cepteren dat je het zo gedaan hebt. Dat het misschien anders had gekund, maar dat je dat nu niet meer kunt veranderen. Sommige mensen kunnen iets goed­maken, bijvoorbeeld door mee te doen in wederopbouw of een ander gebaar naar slachtoffers of de samenleving. In Nederland zijn bijvoorbeeld veteranen actief in zoekacties naar mensen die ver­dwenen of vermist zijn.
Onder ogen zien en accepteren. De va­der van de kleuter leerde te zien dat hij eigenlijk woedend was op zijn comman­dant die hem in een gevaarlijke situatie had gebracht. Hij zocht het uit, ook met die commandant. Hij bleek het oneens met zijn beslissingen, maar hij accep­teerde dat het zo was gegaan. De angel was uit zijn woede. En daardoor kon hij ook weer een ‘gewone’ vader zijn.

Tekst: Nienke van Dijk, directeur van stichting Epafras

Voor de totstandkoming van dit artikel is dankbaar gebruik gemaakt van informatie, kennis en kunde van Project Moral Injury, een NWO NWA-project van de Radboud Universiteit Nijmegen, de Nederlandse Defensie Academie, de Politieacadamie, het Nederlands Veteraneninstituut en het ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum.