‘Mijn hart ligt bij de gedetineerden’

De grootste helft van haar leven woont geestelijk verzorger Fineke Janssen in Bolivia. Ze trekt er op haar 33ste heen omdat ze geroepen wordt, zet er hulpverlening op voor verslaafde kinderen, en bezoekt gedetineerden. Sinds 2017 doet zij dat laatste ook voor Epafras.

In Nederland heeft Fineke Janssen een vakantiehuisje. Tegen de bosrand aan, naast een weinig gebruikte tennisbaan en basketbalveldje. Je hoort er alleen het geluid van de vogels. De ideale plek om bij te komen van de drukte van haar leven in Bolivia. Fineke is dit jaar 65 geworden. Voor haar
is het geen reden het rustiger aan te gaan doen en alleen nog maar in haar fijne huisje te gaan zitten. ‘In mijn stichting Misión Adulam, die verslaafde kinderen en jongeren en kinderen met een psychische beperking helpt, heb ik een stapje teruggedaan. Iemand anders is er nu directeur. Maar aan de gevangenen van Bolivia wil ik alleen maar meer tijd besteden. In een van de gevangenissen van La Paz werk ik samen met de Jonaskerk, opgericht door een ex-gedetineerde. Zo’n 40 mannen komen naar de diensten, waar ik zelf ook voorganger ben. Daarnaast gaan we bij de gedetineerden op bezoek. Ik zou er het liefst nog veel meer opzoeken. Ook de mensen die niet in de kerk komen hebben hulp nodig.’

Gaan we nog zingen?
Ze kent veel gedetineerden, intussen. Dat is zo gegroeid. ‘Sinds ik in Bolivia woon, heb ik goede contacten bij de politie. In alle politiecellen ben ik welkom. Ik ben er altijd heen gegaan, goed ingepakt natuurlijk, om mensen niet op rare gedachten te brengen.’ ‘Door de jaren heen heb ik er veel meegemaakt met de gedetineerden. In sommige politiecellen, niet groter dan deze kamer, zaten ze met 30 man. De mensen met een geestelijke stoornis zaten apart. Een keer vroeg ik of ik ook naar die cel mocht. Nee, dus. ‘Laat die maar lekker zitten’, zeiden ze.’ Dan moet je net Fineke hebben. ‘Dus ik loop daar naartoe, een man met een knuppel met me mee. Ik pak mijn gitaar en zeg: ‘Gaan we nog zingen’ en zet Psalm 8 in. Je zag de lichten aangaan in de hoofden van die mannen. Er kwam rust en ze zongen allemaal mee.’ ‘Een ander bezoek dat ik nooit zal vergeten, was in de gevangenis voor zwaargestraften. Net als bijna overal in Latijns-Amerika, zijn drugs daar alomtegenwoordig. Een knul van een jaar of 30 die ik er opzocht, deed het er tot dan toe best goed, maar op een gegeven moment werd het hem te veel. Hij ging door het lint, stond maar te huilen en alleen te zijn. Niemand geloofde meer in hem. Hij was zo kwetsbaar…’ Fel: ‘En dat mag dus niet! Dat je iemand zo aan zijn lot over laat.’

Nederlanders
Sinds een jaar of vijf bezoekt ze voor Epafras de Nederlanders die vastzitten in Bolivia en Paraguay. Dat zijn er geen honderden, eerder een handjevol, maar ze zitten wel verspreid over het land. ‘Die in Paraguay zitten gelukkig allemaal in Asuncion, de hoofdstad. Dat is een kwestie van het vliegtuig pakken. De Nederlanders in Bolivia zitten verspreid. Er zit er bijvoorbeeld een in El Alto, de gevangenis voor langgestraften. Hij heeft het zwaar. Het is ook erg eenzaam voor iedereen. Ik ben de enige landgenoot die ze zien. Eens per half jaar. Mijn aanpak is simpel. Ik geef de pindakaas, medicijnen en andere boodschappen, steek mijn hand uit en zeg ‘Hallo, ik ben Fineke, ik vind het fijn om je te zien’. En vervolgens: ‘Hoe gaat het met je?’ En dan maar luisteren. Ze is wel voorzichtig. ‘De jurk die ik nu aanheb, niet echt een spannend exemplaar zeg maar, zou ik niet aantrekken bijvoorbeeld. Liever blauw tot onder de kin! Ook zorg ik voor een escorte als ik naar de afdeling ga. Er zijn heel veel mannen die me willen aanklampen. Iedereen wil geld. Naar de wc gaan doe ik niet. Soms doe ik een luier aan. Ik ben meestal uren in een gevangenis en ga pertinent niet ergens achter een muurtje in mijn blote kont zitten. Ik ben nooit bang, maar echt veilig is het ook nooit. Een Nederlandse man vertelde dat hij had meegemaakt dat er zeven mensen tijdens een gevecht in zijn blok waren vermoord, waaronder drie onthoofdingen. Hij stuurde er een afschuwelijk filmpje van door.’

Stip aan de horizon
‘En toch is het fijn om te doen, ja.’ Ze zwijgt even. ‘Omdat die mensen een ontzettend stressvol leven hebben in die overvolle gevangenissen, in een land waar ze de taal niet perfect spreken, en ik iets, al is het maar een heel klein beetje, van de ellende kan verlichten. Tijdens corona zagen mensen bijna niemand omdat je in Bolivia maar 4 uur per week op straat mocht. Maar eigenlijk geldt het altijd. Het helpt als ik met ze bid. Het helpt ook als je ze helpt bij het vinden van een stip aan de horizon. Dat iemand het volhoudt om ooit zijn kinderen weer te kunnen zien, bijvoorbeeld. Soms doe ik ook gewoon praktische dingen. Breng ik ze in contact met de stichting Dutch & Detained, die ze op juridisch gebied kan ondersteunen. Sowieso kan ik helpen bij het uitwisselen van contacten en gegevens.’
‘Het is een voorrecht menselijk contact te mogen geven aan mensen die zo kwetsbaar zijn. Veel mannen die ik bezoek hebben hun vonnis nog niet gekregen en leven in grote onzekerheid. Ik mag dan komen, met ze zitten, en horen hoe het met ze is. Tot nu toe bezoek ik vooral mannen, hoewel ik nu ook aan het kijken ben of ik een vrouwengevangenis in La Paz kan gaan bezoeken. Het liefst zou ik alle gevangenen bezoeken. Mijn hart ligt echt bij de gedetineerden.

Fien, je moet gaan
Ze wist van jongs af aan dat ze met mensen die het moeilijk hebben wilde werken. In het dorp waar ze opgroeide, kende ze een paar verslaafden. Als tiener deed ze vakantiewerk in de zwakzinnigenzorg – ‘Verschrikkelijk! Maar na een week ging het’ – en een paar jaar later koos ze een opleiding en beroep waar ze met verslaafden kon werken. ‘Ik leerde veel en snel. Maar soms was dat confronterend. Toch wilde ik niets anders. Op mijn 19de leerde ik de Simon Community in Londen kennen. Daar werkte ik met mensen met psychische problemen en een verslaving. Ik merkte dat mijn liefde voor mensen die in een gat vallen, er werd onderstreept.’ De liefde bleef haar leven lang. Ook al stortte ze op een gegeven moment in en zat ze een jaar zwaar overspannen in de Ziektewet. ‘Ik was aan het knokken om mijn baan terug te krijgen, toen ik ineens dacht: ‘misschien wil God iets anders van me.’ Ik woonde op dat moment op Goeree-Overflakkee. Daar zei iemand dat ik voor de zending ongeschikt was. Maar anderen, gemeenteleden en vrienden zeiden: ‘Fien: je moet gewoon gaan!’ Zo kwam ik in 1989 in Bolivia terecht.’

Fineke Janssen
is geestelijk verzorger en bezoekt voor Epafras Nederlandse gedetineerden in Bolivia.