Je kunt je in de gevangenis van God en alle mensen verlaten voelen. Ver van huis, in de coronatijd en dan wordt het ook nog Kerst. Het feest van een Kind dat geboren wordt, dat licht brengt in de wereld. Maar als alles duister is, waar zie je dan dat licht? Jan Eerbeek, oud gevangenispredikant, kijkt in de achteruitkijkspiegel en zoekt met een vergrootglas.
Een gedetineerde in de gevangenis met wie ik veel contact had, was regelmatig zo gespannen dat hij op ontploffen stond. Hij wilde dan gewoon bij mij op m’n kamer zitten. Zomaar zitten, niet praten. Geen licht aan. Hij hield zijn zonnebril op. ‘Ik kan het licht in mijn ogen niet verdragen.’ Je kunt met je rug naar het licht toe leven. Niet omdat je dat wilt. Maar omdat je niet anders kunt. Er is te veel gebeurd. Het gaat vanzelf dat je overal alleen de donkere kanten van ziet. Geen licht meer kunnen zien. Ook niet van God.
Kerst vieren
De gevangene kwam uit een ver land en hij zat op de gesloten afdeling. Hij had een kerstcadeautje voor mij meegenomen. Hij had het mooi ingepakt. Verwachtingsvol gaf hij het me. Toen ik het openmaakte zag ik een uitgeknipt papieren horloge, geplakt op een stukje karton. Het ontroerde me zeer. Ik heb het altijd bewaard. Ik had kerstbrood bij me, koffie en muziek en samen lazen we het kerstevangelie. We waren met elkaar verbonden: even was er in de geslotenheid een glimp van God.
Licht van god gaan zien
Een gedetineerde kwam eens vlak voor de kerkdienst naar me toe en zei: ‘Dominee, het is vandaag de verjaardag van mijn oma. Ze is vijf jaar geleden overleden. Ze was de liefste die ik op de wereld had. Ze heeft me nooit laten zakken en me altijd bezocht als ik vastzat. Het is vandaag haar verjaardag. Ik heb hier haar foto. Mag ik die vandaag op de tafel zetten onder de paaskaars? Dan kan ik de hele dienst naar haar kijken. En in het licht van de kaars zien dat ze leeft bij God!’ Hij zette de foto heel zorgvuldig bij de kaars op de tafel neer. En tijdens de dienst zag ik hem intens kijken. Met dat diepe geloof van hem heeft hij mij het evangelie verkondigd: Als God verschijnt komt er licht in je leven. Je ziet jezelf en je leven in het licht van God.
Op een andere Kerstnacht ontmoette ik vier mensen bij een Exodushuis, waar ex-gedetineerden worden begeleid naar een nieuw leven. Twee bewoners stonden samen met twee vrijwilligers klaar om naar een Kerstnachtdienst te gaan. Het waren jonge mensen met heel verschillende achtergronden. De vrijwilligers waren opgegroeid in een gezin, waarin het hen aan niets ontbrak om goed op te groeien. De bewoners hadden in hun leven precies alles gemist wat het leven goed kan maken en waren veel tekort gekomen. En ze waren in de criminaliteit beland. Die vrijwilligers en bewoners trokken regelmatig met elkaar op in dat huis. Ze vroegen mij toen ze me zagen of ik hen met de auto een stukje wilde wegbrengen naar de kerk. Ze stapten in. Onderweg naar de kerk was het een vrolijke boel: ze draaiden de raampjes open en lieten zich duidelijk horen. We naderden de kerk. De deuren stonden open. Veel mensen stroomden toe om het kerstfeest te vieren. De vier stapten uit, nog steeds luidruchtig. Ze gooiden het portier dicht.
Ik hoorde orgelspel: Komt allen tezamen. Ik keek in m’n achteruitkijkspiegel. Ik zag dat ze elkaar een arm gaven en stijf gearmd de kerk inliepen, terwijl ze gekheid maakten. Zo overbrugden ze de werelden van verschil. Ze gaven elkaar een kans op vriendschap, waar zoveel kapotgegaan was. Samen iets van het leven maken, waar het eerder vooral chaos was. Er voor elkaar zijn als het niet lukt. En terwijl ik in die achteruitkijkspiegel keek, dacht ik aan de Kerstboodschap: ‘U is heden de Heiland geboren’.
Dat woord Heiland is een oud woord. Het betekent: de heel-maker van alles wat gebroken is in het mensenleven. Er is een hoopvol perspectief. Bij God komt het goed met de mensen en met de wereld en daarin mogen wij meedoen. Dat beleven we met Kerst.
Een uitweg uit de angst
In het Kerstverhaal zijn de herders in het veld en ze houden de wacht over hun kudde. Herders zijn ruige mannen. Je kent ze wel, je kunt ze ook op straat tegenkomen. Vol met tatoeages. Voor niets en niemand bang. Voor niemand opzij. Dat moet ook wel want ze moeten hun schapen beschermen tegen rovers en wilde dieren. En dan ineens, midden in de nacht, zien ze een engel. Een enorme lichtglans verlicht de hemel. In de Bijbel beschrijft Lucas dat als Licht van boven, Licht van God. De herders zijn bang voor dat licht. Zij vrezen met grote vreze, staat er. ‘Zie ik verkondig u grote blijdschap’, zegt de engel. God gaat niet aan onze angsten voorbij. Hij ziet je juist aan in je angst. Hij ontfermt zich over je. Maar wat meer is: Hij biedt je een uitweg uit je angst.
Het was op een koude winterse dag. Ik was predikant in het huis van bewaring in Scheveningen. Toen ik ’s middags naar huis ging, liep ik over de binnenplaats naar de uitgang. De grote poort draaide open. Een oude vrouw, diep gebogen, kwam door de poort naar binnen. Aan de arm van iemand anders. Een getekend gezicht. Ze sleepte zich voort. Het was de moeder van een gedetineerde die ik goed kende. We begroetten elkaar. Ze was met de bus gekomen. Het is dan nog een heel eind lopen. ‘Mijn zoon laat ik nooit vallen’ zei ze. Iedere week wil ik er zijn.’ Samen gingen ze verder naar binnen. Een door het leven getekende vrouw. Solidair tot het uiterste. Ik zag door de poort heen boven haar een stukje van de hemel. In haar zag ik een glimp van God oplichten.
Tekst: Jan Eerbeek (voorzitter Epafras)