‘De meeste mensen die in buitenlandse gevangenissen zitten, maken zo’n verandering mee. Ze leren God kennen. Dat is iets wat God doet, niet ik. Ik dring mezelf nooit op. Ik ben op bezoek bij mensen, ik ben heel gevoelig voor wat ik wel of niet kan bespreken.’
Marian woont in een groot land in Afrika[1] en is samen met haar man actief in het missionair werk. Ze werkt vanaf 2020 als vrijwilliger voor Epafras.
Waarom bezoek je gedetineerden?
‘Van huis uit heb ik een katholieke achtergrond, niet kerkelijk. Toen ik 21 jaar oud was heb ik een ervaring met God gehad. God sprak heel duidelijk voor mij. Ik noem mezelf nu evangelisch. Na jaren in Brussel onder migranten gewerkt te hebben, kregen we een roeping van God. We waren allebei al 58 en we dachten dat het goede leven er aan kwam. Maar God sprak heel duidelijk tot ons en toen zijn we naar dit land in Afrika gegaan. Mijn man had daar werk. Ik wist niet zo goed wat ik moest gaan doen. In de kerk hoorde ik over een team dat gevangenen bezoekt. We gingen om de zaterdag naar de gevangenis. Het was een bijzondere ervaring. We gingen met zes of tien mensen naar de gevangenis en we mochten net zoveel mensen uitnodigen als deelnemers aan onze groep. Al die jaren benaderden we mensen en bouwden we een band met hen op. Daar zaten Nederlanders tussen.’
Waar bezoek je gevangenissen?
‘Na een aantal jaar kreeg een collega van mij het verzoek om gedetineerden uit Nederland te bezoeken namens Epafras. Dat zou dan apart kunnen: één op één, niet in een groep. Zij vroeg of ik het wilde doen. Misschien kon ik op deze manier iets voor een ander betekenen.
In dit land zitten alle Nederlanders op één plek, in één gevangenis. Ik heb toen een aantal keren die Nederlanders individueel bezocht. Dat was heel anders dan wanneer je met een groep mensen kwam. Ik was alleen, ik moest er alleen naartoe, ik kwam alleen bij de directeur, ik voerde alleen het gesprek met de gedetineerde. Maar ik kon het.’
Hoe ging dat in zijn werk?
‘Achteraf ben ik ontzettend blij dat ik dat bezoekwerk ben gaan doen. Nu zitten er acht Nederlanders: twee vrouwen en zes mannen. Drugs is hier vaak: levenslang. Over het algemeen zit je dan vijfentwintig jaar vast. In deze nieuwe gevangenis zijn de omstandigheden beter. Ze krijgen elke maand bezoek en elke week is er een kerkdienst. De ene maand bezoek ik de gevangenen, de volgende maand gaat iemand van de ambassade en de derde maand gaat de reclassering op bezoek. In het begin leek er onderlinge concurrentie tussen deze instanties maar nu heb ik een persoonlijke band gekregen met de vrijwilliger van de reclassering – een ontzettende fijne vrouw – en met de Nederlandse ambassade.’
Wat heb je meegemaakt?
‘Ik kan je wel tien verhalen vertellen van wat we allemaal meegemaakt hebben met de gevangenen. Wie helpt nu wie? Er zijn mensen in die gevangenis die vrienden zijn voor mij. Die mensen leven voor ons ook buiten de gevangenis. Eén man, een grote crimineel, heeft in detentie de Here Jezus leren kennen. Hij was een fraudeur, dat zei hij zelf ook. God heeft hem de opdracht gegeven terug te gaan naar zijn eigen land en zich daar voor de mensen in te zetten. De meeste mensen die in buitenlandse gevangenissen zitten, maken zo’n verandering mee. Ze leren God kennen. Dat is iets wat God doet, niet ik. Ik dring mezelf nooit op. Ik ben op bezoek bij mensen, ik ben heel gevoelig voor wat ik wel of niet kan bespreken.’
[1] Om deze vrijwilliger in staat te stellen haar werk voor Epafras te blijven doen, noemt ze in dit interview niet haar werkelijke naam. Om die reden wordt het land waar zij actief is ook niet specifiek aangeduid.
Wereldwijd bezoeken ruim negentig vrijwillige geestelijk verzorgers de Nederlanders die in het buitenland gedetineerd zitten. In ‘In The Picture’ vertellen zij over het werk dat zij namens Epafras doen.