‘Ik kreeg een keer door de spijlen van een cel een stuk karton met een naam aangereikt. Dan breekt je hart: dat iemand bekend wil maken dat hij daar zit. Dat raakt mij enorm.’
Fineke Janssen (68) is geboren in de Betuwe, in Randwijk. Sinds 1989 is ze uitgezonden naar Bolivia om te werken onder verslaafden, kinderen en gedetineerden. “God riep mij om naar Bolivia te gaan. Als Hij aan je vraagt om stap 1 te zetten, dan moet je niet eerst stap 2 en 3 in beeld willen hebben.”
Waar bezoek je gevangenen?
Ik bezoek Nederlandse gedetineerden in Bolivia en in Paraguay. Zelf woon ik in La Paz. Toen ik begon hadden we drie man zitten in Santa Cruz, dat is een afstand van zo’n 300 kilometer. Ik heb ook Paraguay onder mijn hoede. Daar zit er nu nog één. Ik vind het niet erg om te reizen.
Ik kies er voor om helemaal de gevangenis in te gaan. De eerste keer in Paraguay stopten ze me in een advocatenkamer, vol met bureaus. Met allerlei andere mensen die ook iemand op bezoek hadden. Dan kun je als geestelijk verzorger niet goed een gesprek voeren. Die gedetineerde nam me toen mee naar binnen, naar een hele keurige afdeling. Maar ik zie ook afdelingen die echt walgelijk zijn, waar de ratten rondlopen.
Nederland is het enige land dat dit voor z’n gedetineerden doet: geestelijke verzorging. Ik vraag wel altijd even of er ook nog andere niet-Spaanstaligen zitten. Die bezoek ik dan ook even.
Waarom bezoek je gedetineerden?
In mijn beginjaren in Bolivia werkte ik veel met verslaafden. Na verloop van tijd mocht ik de politiecellen in om die verslaafden te bezoeken. Mensen die langer gestraft werden, gingen naar de gevangenis. Daar had ik ook contacten, met een klein kerkje binnen de gevangenis.
Ik bezoek gevangenen omdat zij niemand hebben die zich naar hen omkijkt. Ik hoop dat ik mijn hand wel kan uitreiken. Dat ik ze niet laat zitten. Ik kreeg een keer door de spijlen van een cel een stuk karton met een naam aangereikt. Dan breekt je hart: dat iemand bekend wil maken dat hij daar zit. Dat raakt mij enorm.
Alles wat die gedetineerden gedaan hebben, had ik ook kunnen doen. En dan nog veel erger. Ik ben dankbaar voor mijn ouders, mijn opa’s en oma’s, al die mensen die mij gevormd hebben tot wie ik ben, daar in dat kleine dorp Randwijk. Ik heb een grote compassie voor mensen die psychiatrische problematiek hebben, die niet de goede medicatie krijgen en dan foute dingen doen. Dat komt zo vaak voor ……
Waar leiden die contacten toe?
Met een man die hier gedetineerd zat en die inmiddels terug is in Nederland, heb ik nog via Facebook contact. Het gaat goed met hem. Ik ben vaak de enige die snapt waar hij geweest is, wat hij meegemaakt heeft. Verder hebben ze tijdens hun detentie niemand op bezoek gehad.
Ik bezocht een Nederlandse man voor de eerste keer en hij zei: “ben jij helemaal hier naartoe gekomen om mij te bezoeken??” Hij kon het niet geloven. Ik vind dat zo kostbaar aan mijn werk als geestelijk verzorger, dat wil ik niet missen. Dan zit er aan het eind van het gesprek een volwassen man met tranen in zijn ogen. God is hem niet vergeten: Hij wil dat zo’n man erbij hoort.
Ik ga ze geen evangelie door de strot duwen. Maar als we een gesprek hebben gehad, dan vraag ik wel altijd om toestemming om met God te praten, te bidden. Om het voor te leggen aan een hogere autoriteit, die het geheel overziet. Dat mag eigenlijk altijd. Het geeft rust.
Wilt u het werk van Fineke en de ruim negentig andere vrijwilligers van Stichting Epafras ondersteunen? Ga dan naar www.epafras.nl/doneer. Alvast hartelijk dank voor uw bijdrage!