‘Wanneer je straks bij me op bezoek bent, dan wil ik hier met je over doorpraten’, schrijft een gedetineerde in zijn brief. Hij schrijft eerlijk over zijn gevoelens en de frustraties waar hij mee heeft om te gaan. Hij kijkt er naar uit om het hier in een gesprek verder over te hebben.
Want hij heeft niet zoveel mensen met wie hij in zijn eigen taal van gedachten kan wisselen en met wie hij over zijn gevoelens kan spreken. De meeste familiecontacten met Nederland zijn verwaterd. En met de wisselende tijden waarop hij mag bellen, valt het ook niet mee om de contacten in Nederland in stand te houden. Maar hij merkt wel dat het je in je eigen taal kunnen uiten, ineens veel belangrijker is dan je ooit had kunnen denken. Voor mij is dat geen nieuwe informatie.
Acute crisis
Ik merkte dat al toen ik als justitiepredikant werkte. Ik werkte o.a. in een vrouwengevangenis die aangemerkt was als gevangenis waar buitenlandse vrouwen hun straf uit moesten zitten totdat ze teruggestuurd werden naar hun eigen land. Op het moment dat iemand gearresteerd wordt, ontstaat er altijd een acute crisis. Soms zag iemand zijn of haar arrestatie totaal niet aankomen. Een ander nam min of meer bewust het risico maar hoe dan ook: als je dan gearresteerd wordt in een land waarvan je de taal niet of nauwelijks spreekt, dan is dat heftig en ingrijpend. Zonder uitzondering had niemand zich voorbereid op het feit dat hij of zij weleens in detentie zou kunnen belanden. Dus als dat dan gebeurt, is dat een grote schok. En dan moet je je weg vinden in een wereld die totaal vreemd is. De ontreddering is groot. En meestal vind je wel iemand die je een beetje wegwijs maakt en helpt. Maar dat je met niemand écht kan spreken over wat je allemaal overkomt is een gemis waarvan ik me maar half een voorstelling kan maken. In Nederland word je zo af en toe geholpen door een tolk maar meestal moet je je dan toch maar duidelijk zien te maken met behulp van handen en voeten. In het buitenland is dat niet anders of vaak ook minder. De omstandigheden in de gevangenissen zijn vaak veel slechter dan in Nederland en daarnaast moet je je ook nog een hele nieuwe (gevangenis)cultuur leren begrijpen, zonder dat je iemand echt kunt vragen. Dan is contact met het thuisfront heel erg belangrijk.
Eigen taal
In de Nederlandse gevangenis merkte ik hoe belangrijk het was wanneer een ambassade of consulaat contact hield met de landgenoten die in Nederland in detentie waren. De vrouwen die bezocht werden door hun consulaat of ambassade voelden een enorme steun. Natuurlijk konden ze feitelijk niet heel veel betekenen maar het feit dat ze eens hun verhaal konden doen in hun eigen taal, was van onschatbare waarde. Alleen al het gevoel dat het eigen thuisland hen niet vergeten was, maakte hun situatie een klein beetje lichter.
Omdat ik zelf vloeiend Spaans spreek, merkte ik welke opluchting het voor de Spaanstalige gedetineerden was om eindelijk in hun moederstaal te kunnen vertellen wat er gebeurd was. Waar ze zich zorgen over maakten maar ook over wat hun plannen waren voor de toekomst, na de detentie. Want ook het spreken over de toekomst is ongelooflijk belangrijk om het hoofd boven water te houden. Het kunnen delen van gedachten en gevoelens, ideeën en plannen, is van wezenlijk belang om niet opgesloten te raken in jezelf omdat je voortdurend rondtolt in je eigen cirkel. Natuurlijk waren er in die jaren gedetineerden die afkomstig waren uit landen, waarvan niemand de taal kon spreken. Gedetineerden die zelf ook geen andere taal kenden dan alleen hun eigen moedertaal. Ze waren vaak eenzaam en overgelaten aan hun eigen gedachten en hadden sporadische momenten waarop zij zich konden uiten.
Nieuw perspectief
Zo is het nu ook vaak voor Nederlandse gedetineerden die in het buitenland zitten en bezocht worden door Epafras. Ik herinner me een man, die volgens eigen zeggen, buiten zijn schuld, betrokken was bij een smokkel. Of dat echt zo is, is niet ter beoordeling aan mij. Wat wel echt is, was de ontreddering van deze man die dit niet had gewild en zich alleen maar afvroeg hoe vrouw en kinderen het moesten redden nu hij in de gevangenis zat. Zorgen die hij met niemand had kunnen delen, totdat hij eindelijk in vertrouwen met iemand van Epafras kon praten, eindelijk in zijn eigen taal. Doordat hij zijn zorgen kon uiten, werd zijn eigen kringetje opengebroken, kon hij alles meer in perspectief zien en voelde hij zich aan het einde van het gesprek iets lichter. Hetgeen me niet verbaasde, want datzelfde had ik omgekeerd in Nederland ervaren met Spaanstalige gedetineerden. Een bezoeker uit Nederland of een brief uit Nederland in de eigen taal, betekent in de eerste plaats dat even de totaal gesloten situatie van het gevangen zitten in een land waarvan je taal noch cultuur niet kent, opengebroken wordt waardoor er nieuw perspectief kan ontstaan. En dat is iets wat ik iedere keer weer zie gebeuren in gesprekken tussen geestelijk verzorgers van Epafras en gedetineerden. Eindelijk kunnen ze vrijuit spreken. En omdat de geestelijk verzorger ook iets van de eigen achtergrond inbrengt, ontstaat er een ontmoeting waarbij er aan het eind van het gesprek vaak een klein zonnetje aan de horizon is gekomen.
Hoop
Naar mijn mening is het je kunnen uiten in je eigen moedertaal van veel meer betekenis dan dat je je alleen maar zou kunnen uiten. Het Nederlands en de Nederlandse cultuur hoe divers en multicultureel ook, is vooral het voertuig waardoor je eigen innerlijke wereld even opengebroken kan worden, even niet meer opgesloten in een wereld die je in alle opzichten vreemd is. Het contact met hen waar je vandaan komt, is uiteindelijk contact met jezelf dat weer hoop geeft.
Tekst: Anne van Voorst, bezoeker van gedetineerden in het buitenland en regio-coördinator Epafras voor Spanje, Midden- en Zuid-Amerika.