Zo’n driehonderdvijftig Nederlanders zitten in een Belgische gevangenis. Geestelijk verzorger Anne Kooi zoekt hen op. Ze houdt van het werk. ‘Het is concreet. Je kunt filosoferen over vergeving en verzoening. In de gevangenis gaat het over wat mensen zélf hebben gedaan of ervaren.’
Het líjkt vreemd: een Noord-Hollandse dominee gaat op bezoek in de gevangenissen in België. Maar als je de levensloop van Anne Kooi bekijkt (zie kader), snap je het. Al sinds 2005 speelt een deel van haar werk zich af in de gevangenis. ‘Hoe het begon is grotendeels toeval. Ik wilde dominee worden, maar banen waren er nauwelijks toen ik afstudeerde. Zo kwam ik terecht in andere banen waarvoor een theoloog gevraagd werd.’
Wat geen toeval was, was het feit dat deze functies altijd met mensen te maken hadden. ‘Dat heb ik denk ik van thuis meegekregen. Je deed iets voor anderen. Na in mijn jeugd teleurgesteld te zijn geweest in de kerk, zag ik later dat er toch ook een grote traditie van medemenselijkheid is in het christendom. Zodoende ging ik uiteindelijk, op mijn achtentwintigste, theologie studeren. En nu ben ik wat je een oecumenische predikant zou kunnen noemen, oecumene in de zin van de bewoonde wereld, de letterlijke betekenis van dit woord. De bewoonde wereld is iedereen. In de praktijk betekent dit, dat ik gevoelig ben voor thema’s als racisme, gender, diversiteit, klimaat, maar ook gastvrijheid. Ik geloof in mensen. En dus ook in gedetineerden.’
Begin maar gewoon
‘Doen is een uitgangspunt. Misschien wel mijn levensmotto. Veel mensen zeggen: verander de wereld, begin bij jezelf. Je kunt het ook omdraaien. Verander jezelf, begin bij de wereld. Soms weet je niet waar je moet beginnen en weet je ook niet of je wel iets kunt veranderen. Als je gewoon iets doet en je betrokken voelt, komt de rest vanzelf.’
Zo ging het ook in de gevangenis. ‘Ik was nooit in een gevangenis geweest voor ik er begon te werken. Eerlijk gezegd zag ik er best tegenop. Die muren alleen al. Maar eenmaal binnen ga je veranderen. Het onbekende wordt concreet. De werkelijkheid blijkt altijd complexer te zijn dan je dacht. Een gevangenis is echt geen hotel maar ook niet het omgekeerde. De grootste groep is man in de leeftijdscategorie tussen achttien en veertig. Juist zij blijken vaak religieuzer dan ik had gedacht. Het werk in de gevangenis veranderde mij. Ik hoorde en zag veel. Soms waren het dramatische verhalen. Ze hebben mijn kijk op de samenleving veranderd.’
Waarheid
Anne aarzelde dan ook niet toen Epafras haar vroeg vrijwilliger te worden in België. Dat Nederlanders in België het vaak zwaar hebben gaf nog een extra zetje. ‘Ik wist hoe belangrijk bezoek in die situatie is. Nederlanders die in België vastzitten zijn vreemdelingen en dat is overal vervelend, maar in België hebben Nederlanders ook nog eens een slechte naam. Het komt vaak voor dat bewaarders of medegevangenen dat laten voelen. Ook racisme en discriminatie komen best veel voor. De Nederlanders worden zo nu en dan bij elkaar gezet, maar de meesten zitten apart. Sommige Nederlandse gedetineerden komen eerst terecht in een Franstalige gevangenis. Dat maakt het nog zwaarder.’
‘Een tweede reden om het te doen is omdat het bij me past. Het verbreedt mijn horizon, het houdt me bij de les en laat me steeds opnieuw voelen dat we allemaal mensen zijn: ik had er zelf ook kunnen zitten. Ieder mens heeft moeilijke periodes waarin hij kwetsbaar is. Voor mij is het gevangenispastoraat theologie in de praktijk. In de kerk praten we bijvoorbeeld over vergeven en verzoenen.
Dat blijft een beetje zweven. In de gevangenis is het concreet. Dat geeft het een andere lading. De waarheid is ook zo’n onderwerp. Je kunt daar filosofisch over praten. Alles is relatief, enzovoort. Maar in de gevangenis is het simpel: heeft iemand het gedaan, of heeft hij het niet gedaan. Het gaat vervolgens over hoe mensen zich in alle eerlijkheid willen verhouden tegenover die God die, of het Goede dat, ons op onze verantwoordelijkheid aanspreekt en ons nieuwe kansen geeft.’
Ambtsgeheim
Het aantal Nederlanders dat vastzit in België groeit. Waarom precies is niet altijd duidelijk. ‘Het zijn vooral twee groepen die ik tegenkom. Het zijn jonge mannen, jongens vaak nog, die als uithaler in de haven werken. Sinds Antwerpen de ‘war on drugs’ heeft afgekondigd zie je dat deze jongens streng aangepakt worden. Het is vaak hun eerste aanraking met justitie maar ze worden behandeld als criminelen en racisme is er altijd. De tweede groep zijn Nederlanders die aankomen met bolletjes drugs in hun lijf. Zij komen aan op vliegveld Zaventem, bij Brussel. Vaak komen ze uit het Caribisch gebied. Via Schiphol loonde het niet meer door de strenge controles, daarom gingen ze naar Brussel.’
De twee groepen hebben dus allebei met drugs te maken. Vaak ziet Anne de jongens (soms meisjes, soms mannen en vrouwen) maar één keer. ‘Dan gaat een gesprek niet heel diep. Maar naast die twee groepen zijn er ook mensen die langer, soms veel langer, vastzitten. Als ik die vaker spreek gaat het meer over hun persoonlijke levensvragen. We hebben het dan over wat iemand bezielt. De verhalen worden minder fraai en komen dichter bij de waarheid. De façades vallen weg. Ze vertellen dan vaak ook over de achtergrond van hun detentie – daar vraag ik zelf nooit naar. Je ziet een ontwikkeling als je langer bij iemand op bezoek komt. Wat ik mooi vind om bij de jongere gasten te zien is dat ze gaan beseffen dat ze een kans hebben. Die momenten zijn de momenten die je bijblijven. Ze hebben een fout gemaakt, maar ze hebben ook een heel leven voor zich. Ik zeg dan bijvoorbeeld: ‘Je weet nu dat je dit niet wilt’. Daarna vraag ik hoe zij willen dat hun toekomst eruit ziet, en wat er nodig is om dat zo positief mogelijk in te vullen. Het leuke is dat de meesten niets verwachten: ze zijn blij dat je komt. Omdat ik een ambtsgeheim heb, kunnen ze zonder controle praten. Dat maakt een bezoek van een geestelijk verzorger bijzonder en voor iedereen zinvol – welk geloof hij ook aanhangt – ik hoor het bijna bij elk bezoek weer.’
OVER ANNE KOOI
Anne Kooi is dominee van een protestantse gemeente in Noord-Holland. Voordat ze daar in 2019 werd aangenomen, werkte ze als theoloog, als verslaggever voor de radio, als arbeidspredikant en – belangrijk voor haar werk als geestelijk verzorger nu – als predikant-directeur van het Diaconaal Centrum voor het Gevangenispastoraat (DCG) in Haarlem. Na Haarlem verhuisde ze naar Brussel. Daar werd ze gemeentepredikant van de Protestantse kerk in Brussel (PKB). Dankzij haar kennis van en ervaring met het gevangeniswezen werkte ze daarnaast een dag in de week in gevangenissen in Brussel en omgeving. Ze werd ook lid (en later voorzitter) van de landelijke managementcommissie voor het Belgische gevangenispastoraat.
TEKST: Marjolein van Rotterdam