Ervaringen van geestelijk verzorger Geeske Hofstra in Portugal

Ze was geestelijk verzorger in de psychiatrie, verhuisde naar Portugal om er een B&B te beginnen, en is nu weer terug als geestelijk verzorger – maar dan als vrijwilliger. Geeske Hofstra wil het liefst alle Nederlanders in Portugese cellen bezoeken. ‘Ik merk dat gedetineerden snakken naar contact.’

Geestelijk Verzorger Geeske Hofstra is net terug van een reis langs verschillende Portugese gevangenissen. Vier Nederlandse gedetineerden heeft ze ontmoet. Het zouden er eigenlijk vijf zijn, maar nr. 5 was net terug naar Nederland met de WETS. Wat ze tegenkwam in de gevangenissen verschilde nogal. Soms was het naar, soms viel het mee. ‘Er zijn veel gevangenissen in Portugal’, zegt Geeske. ‘Maar niet één is er gelijk. Sommige zijn oud, andere redelijk onderhouden. Sommige liggen midden in de stad, andere erg afgelegen. Sommige hebben een streng regime, in andere is er aandacht voor dagbesteding, educatie en reclassering. Er zijn eenpersoonscellen maar ook cellen voor meerdere personen. De bewakers worden slecht betaald en hebben weinig opleiding, machtsmisbruik ligt dan op de loer. Uit de verhalen blijkt ook dat het eten vaak in minimale hoeveelheden komt en van slechte kwaliteit is. Gedetineerden moeten met eigen geld voedsel bijkopen.’ Een ander vaker voorkomend onderwerp in de gesprekken is dat buitenlandse gedetineerden het slechter hebben dan binnenlandse. ‘Het gaat vaak over discriminatie’, vertelt de Geestelijk Verzorger. ‘Niet-Portugese gedetineerden vinden dan dat ze ongelijk behandeld worden. De bewaking doet dat en soms discrimineren medegedetineerden mee. Sommigen vertelden dat ze worden aangesproken met o preto (zwarte), of met hun nummer in plaats van met hun naam.’

COCON
Wie wil overleven in zo’n situatie houdt zich maar liever gedeisd. De Nederlandse gedetineerden die Geeske sprak, hadden geleerd zich niet te laten raken, en zich zo min mogelijk te laten zien. ‘Ze ontwikkelen een virtuele muur om zich heen en sluiten zich af. Dat is goed, maar tegelijk ook een probleem. Het (terug)vinden van je eigen kracht is ook je kwetsbaarheid, je verdriet, je onmacht, je pijn onder ogen zien.

‘Het vinden van je eigen kracht is ook je kwetsbaarheid, je verdriet, je onmacht, je pijn onder ogen zien’

Dat het gedetineerden vaak niet meteen lukt overeind te krabbelen, met alle bagage uit het verleden die ze ook nog meezeulen, is heel begrijpelijk. Het is ongelooflijk moeilijk en het duurt vaak jaren om een manier te vinden je te handhaven en tegelijk je kracht te hervinden. Vooral het eerste jaar is het vaak niet meer dan overleven in een buitenlandse cel. Als mensen een manier vinden heb ik daar sowieso diepe, diepe bewondering voor. Er schuilen veel krachten in een mens, van destructieve tot steunende en opbouwende. Ik denk dat je in detentie veel van deze krachten en machten in jezelf kunt tegenkomen.’

KEERPUNT
Vaak is er een keerpunt. Een moment waarop de gevangene de knop omzet en het anders gaat doen, of misschien anders gaat ervaren. Een moment waarop hij beseft dat hij een spoortje in gang kan zetten naast, of in de cocon waarin hij leeft. ‘Iemand vertelde dat hij had geleerd de kille persoon te spelen, terwijl hij dat helemaal niet was. Hij wist dat hij anders kon en wilde zijn, maar die kant zat meestal veilig opgeborgen. Slechts heel af en toe kwam zijn echte ik tevoorschijn. In zijn cel, in het schrijven van een brief, een telefoontje of in een gesprek. Iemand anders vertelde dat hij zich van zijn mens-zijn ontdaan voelde. Terwijl hij thuis een mantelzorger was. Het kost dan veel kracht om die kant van je bestaan levend te houden, te herinneren dat je meer bent dan die gedetineerde.’ Geeske vroeg mensen soms ook naar het moment dat mensen hun toestand anders waren gaan ervaren, het moment dat ze hun eigen kracht weer begonnen te voelen. ‘Dat moment kán soms achteraf worden aangewezen’, legt ze uit. ‘Een gedetineerde antwoordde bijvoorbeeld dat het advies van een medegevangene bepalend was. Die vertelde dat je ten diepste moet accepteren dat je de komende tijd vastzit, maar dat je eruit komt en dat je intussen de tijd zo goed mogelijk moet benutten. Het bewust worden van de tijd die voorbijgaat, de beslissing in de toekomst een betere ouder te willen zijn, de aanwezigheid van steunende contacten kunnen ook helpen. Hierdoor beseffen gedetineerden dat het anders kan en dat ze het ook anders willen.’ Geeske begrijpt heel goed dat een keerpunt vaak lang op zich laat wachten.

‘Zonder contact met andere mensen is herstel ongelooflijk veel moeilijker’

‘Tijdens de detentieperiode komen soms trauma’s van vroeger naar boven: het gepest worden op school, misbruik, een slechte jeugd. Dat moeten mensen allemaal een plek zien te geven. Soms is het verdriet groot en is het een opluchting erover te vertellen. Zéker wanneer mensen jarenlang niemand hebben gesproken. Vorig jaar bezocht ik iemand in de gevangenis van Madeira. Voor deze gedetineerde was ik het eerste bezoek in drie jaar. Ik hoorde verhalen over de zware eerste tijd: de suïcidepoging van een celgenoot, de slapeloze nachten, het heimwee naar kinderen, de pijnlijke herinneringen van vroeger. Er vloeiden veel tranen. Bij gebrek aan zakdoekjes werd de binnenkant van het T-shirt gebruikt. Toen ik weer naar buiten liep en de grote zware deur achter mij in het slot hoorde vallen – de berg af en de zee, de bloemen en de vrijheid tegemoet -, realiseerde ik me hoe belangrijk menselijk contact is en dat eenzaamheid de kern van lijden is. En dus hoe belangrijk het is om mensen gewoon hun verhaal te laten vertellen.’

CONTACT
Daarom, vindt Geeske, is het superbelangrijk dat gewone burgers de gedetineerden niet aan hun lot overlaten. ‘Tuurlijk, wie gevangen zit heeft wellicht een verkeerde keuze gemaakt, maar een mens is meer dan dat en reken maar dat daar over na wordt gedacht! Zonder contact met andere mensen is herstel ongelooflijk veel moeilijker. Iedereen die een gedetineerde kent zou zich daarvan bewust moeten zijn. Andersom raad ik elke gevangene aan het contact met het thuisfront, de reclassering, de ambassade, geestelijk verzorgers en vrijwilligers, of wie dan ook, goed te houden. Ik probeer ze ervan bewust te maken dat contacten nodig zijn om te overleven. Ze moeten al zoveel alleen doen. Elk contact is waardevol! Het doorbreekt de eenzaamheid, je wordt gezien, ergens weet iemand van je bestaan, je telt nog mee. Als er mensen zijn die jou accepteren, die erkennen dat jij bestaat, een naam hebt, dan is dat voeding om weer een toekomst te gaan ontdekken, om hoop toe te laten, om de kracht in jezelf te zoeken en om je detentie zo goed mogelijk door te komen. Dan komt er ruimte voor het zoeken naar de beschikbare middelen en mogelijkheden. Zoals het aanvragen van een cursus, het leren van een taal, het schrijven van brieven, tekenen, of dagelijkse lichaamsbeweging.’ Ruim twintig Nederlanders zitten in Portugal vast. Een aantal dat voor één geestelijk verzorger te behappen is. Geeske Hofstra zou ze daarom graag allemaal willen zien. ‘Alleen moeten mensen, sinds Portugal geen zorgland meer is, daar zelf om vragen, en dat weten ze niet altijd. Aan de andere kant weten wij ook niet meer wie waar gevangen zit. In Faro hoorde ik dat er nog twee Nederlanders zaten. Ik mocht ze niet bezoeken omdat ze geen aanvraag hadden gedaan. Terwijl Faro best een eindje weg is en ik er vorige week tóch was. Dat vind ik dan heel spijtig.’