Thuiskomen

Hij was altijd al een flierefluiter geweest. Kon best goed leren, maar het leven had zo veel moois te bieden. Van huis uit had hij geen klagen en pa sprong wel bij als hij erom vroeg. De wijde wereld in, dat leek hem wel wat.

Hij maakte makkelijk vrienden dus zou hij zich ergens anders ook best thuis voelen. Een baan vinden was met zijn opleiding ook geen probleem, dacht hij zo. Op een dag nam hij afscheid en ging de wereld in. Gevulde spaarrekening en een creditcard van pa, het leven lachte hem toe. Het was  heerlijk in dat vreemde land, hij leerde de belangrijkste woorden en omdat hij geld had waren er natuurlijk ook snel vrienden en vriendinnen. Hij voelde zich dan ook thuis en genoot van het leven. Een baan vinden was toch iets ingewikkelder. Niet dat er geen werk was, maar de taal was een probleem. En ook de regelgeving in zijn nieuwe thuisland maakte dat het erg ingewikkeld was om passend werk te vinden. Zo af en toe vloog hij nog wel eens naar huis, maar de laatste keer had hij meer het gevoel dat hij er op vakantie kwam. Nee, thuiskomen was toch echt in zijn nieuwe land.

Dromen
Het gaat snel met het geld als er niks binnenkomt en ook pa had al aangegeven dat de creditcard voor nood was en niet voor een uitbundig leven. De druk om aan geld te komen werd groter. Gelukkig waren er vrienden die wel iets wisten. Hij hield van reizen en af en toe een pakje gaan afgeven in een ander land leek hem onschuldig. En het belangrijkste was, hij kon er prima van leven. De gedachte dat hij zijn vriendenkring had ‘gekocht’ en dat hij ook wel verkeerde dingen deed kwam weleens bij hem op, maar het leven was te kort om daar lang bij stil te staan. Eén anoniem telefoontje naar de luchthaven was voldoende voor een uitgebreide koffercontrole en zo hij liep tegen de lamp. ‘Geen probleem’, was zo zijn eerste gedachte. Vrienden genoeg, een pa die wel iets kon regelen, voldoende geld op de bank. Hij hoorde de rechter zeggen: ’18 jaar gevangenisstraf’. Maar ook daar dacht hij licht over, er zou wel iets geregeld worden.

‘Wachten op bezoek dat maar niet kwam en ook nooit zou komen’

In zijn cel, met vele anderen op een paar vierkante meter, wachtte hij iedere dag op bezoek van zijn vrienden en familie. Bezoek dat maar niet kwam en ook nooit zou komen. Zijn geld was in beslag genomen en het duurde even voor hij besefte dat hij nu letterlijk ‘op de mestvaalt van het leven’ zat. Door de hitte, het gesnurk en de stank van de wc op de cel kon hij maar moeilijk slapen. Tijdens de weinige slaap die hij kreeg, kreeg hij allerlei dromen. Veel afschuwelijke nachtmerries, en zo af en toe dromen over thuis. ‘thuis zijn’, ‘thuiskomen’, het waren en bleven dromen met ruim 17 jaar te gaan.

Thuis is waar je hart is
Zo af en toe kreeg hij bezoek van vrijwilligers, een dankbare afwisseling van het dagelijkse, moeilijke leven. Deze gesprekjes zetten hem aan het denken. Dromen over thuis was mooi, maar daar had hij nu niets aan, anders dan voor een paar gelukkige minuten. Hij, die zijn draai altijd gemakkelijk had kunnen vinden, moest dat ook nu weer gaan doen. En gaandeweg leerde hij dat hij ook hier in die cel mensen kon ‘kopen’. Niet met geld, maar door aardig zijn, vriendelijkheid, behulpzaamheid. Een troostend woord, een helpende hand, een beetje meeleven, het deed soms wonderen. Hij leerde mensen om hem heen waarderen, en de mensen om hem heen leerden hem waarderen. Op een ochtend moest hij zijn weinige spullen bij elkaar zoeken, hij werd overgeplaatst naar een andere gevangenis. In ieder geval een iets betere plek, hij was allang blij. De dromen over thuis en thuiskomen, bleven ook hier. Maar hij begon ook te dromen over zijn vorige gevangenis en over hoe hij zich daar, ondanks alles, toch ook thuis had gevoeld. Een gedwongen thuis, maar toch. Hij miste zijn celmaatjes, de gesprekken, het samen klagen, het veel te harde bed en hij vroeg overplaatsing aan, terug naar zijn vorige cel. Voor hem voelde het als ‘thuiskomen’ toen hij weer terug was in zijn oude vertrouwde cel. Op een dag kwam de directeur hem vertellen dat hij over 2 maanden zou worden vrijgelaten. Zijn voorbeeldige gedrag in de gevangenis hadden hem 10 jaar strafvermindering opgeleverd. Hij mocht naar huis, althans naar Nederland, een andere keuze kreeg hij niet. Maar waar moest hij dan naar toe? Hij had jaren geleden alles achtergelaten in Nederland en al die tijd in de gevangenis had hij niets van zijn familie en vrienden meer gehoord. Geen brief, geen geld, geen telefoontje. Er was niks meer ‘om bij thuis te komen’. Hij, die tot dan van alle plekken zelf een thuis had weten te maken, ging die uitdaging opnieuw aan. Hij ging praten met anderen die ook kort voor hun vrijlating stonden en hij werd geraakt door de opmerking: ‘home is where your heart is’. Hij nam die opmerking heel letterlijk: ‘thuis is waar mijn hart is’ of te wel: ‘thuis is waar ik zelf ben’. Niet dagdromend over een plek die misschien allang niet meer bestond, over familie die hun leven verder hadden geleefd. Zijn nieuwe thuis zou de plek zijn waar hij zelf was, met zijn goede en slechte eigenschappen, met zijn verleden.

Vergeving
In die laatste maanden van zijn detentie kwam hij thuis, thuis bij zichzelf. En nu pas was hij in staat om een eerlijke en hartverwarmende brief te schrijven aan zijn ouders. Niet als de vorige brieven waarin hij alleen maar vroeg om geld en klaagde over alles en iedereen, en waarop hij nooit antwoord had gekregen. Het werd een brief over zijn leven, een brief vol hoop en uitdagingen, een brief met toekomstperspectief voor hemzelf. En het werd ook een vraag om vergeving. Hij vroeg geen vergeving voor zijn drugshandel, zijn geldsmijterij of zijn losbandig leven, hij vroeg vergeving voor het feit dat hij was vergeten zoon en broer te zijn. Niets meer en niets minder. Geen aankomsttijd op schiphol, geen vraag om geld of een dak boven zijn hoofd na aankomst.

‘Ik ben nu weer echt thuisgekomen’

Toen hij was geland op schiphol stond daar bij het ‘Meeting point’ een dame met een bordje met zijn naam erop. Ze moest hem naar een bepaald adres brengen, de rit was betaald, meer wist ze ook niet. Ze zette hem daar af en gaf een enveloppe met daarin een bos sleutels, die zouden moeten passen op het kleine rijtjeshuis. Hij ging naar binnen en tot zijn verbazing zag hij enkele spullen staan uit een lang verleden. Een schilderijtje, een poster aan de muur, zelfs zijn oude bureau stond in de kamer. En een bos bloemen in een vaas met daaraan een kaartje: ‘laat weten wanneer je thuis bent, we komen graag langs. Liefs pa en Ma.’

Na een telefoontje stond dan pa op de stoep, alleen. Ze keken elkaar aan en wisten: het is goed zo. De volgende dag kwam zijn hele familie over de vloer, een gelukkig weerzien na zo vele jaren. Geen verwijten of verontschuldigingen. De verloren zoon en broer was terug, in alle opzichten. En toen ’s avonds iedereen weer weg was en hij alleen op de bank zat, besefte hij: ‘ik ben nu weer echt thuisgekomen’.

Door: Ko van der Krabben, vrijwilliger Epafras Thailand