‘Gedetineerden hebben behoefte om na te denken over de waarde van het leven. Als je heel lang in de gevangenis zit, dan komt er een tijd dat je gaat nadenken. Je kijkt terug op je leven en je vraagt je af: waarom is het zo gelopen, hoe wil ik verder?’
Nel Blanken, 73 jaar oud, boerendochter uit Drenthe, is opgeleid tot verpleegster. Ze woont al vijftig jaar op Jamaica, waar ze actief was in het kinderwerk. Nu is ze met pensioen.
Waarom bezoek je gedetineerden?
‘Ik vind het fijn dat ik als Epafras-vrijwilliger over geestelijke zaken mag spreken. Gedetineerden hebben behoefte om na te denken over de waarde van het leven. Als je heel lang in de gevangenis zit, dan komt er een tijd dat je na gaat denken. Je kijkt terug op je leven en je vraagt je af: waarom is het zo gelopen, hoe wil ik verder? Meestal zijn ze blij dat ze met een vertrouwenspersoon daarover kunnen praten. Het houdt veel luisteren in, bemoedigen, iets vertellen over God, met ze bidden. Ieder persoon vindt dat waardevol.
Als afgevaardigde van Epafras is het belangrijk om te beseffen: het is gewoon een mens. We gaan er heen om support te geven aan die persoon, om hoop te geven, om naast iemand te staan, om bemoedigend te zijn. De houding van ‘dat verdienen ze’, dat past niet bij ons. Het is niet aan ons om te oordelen.’
Waar bezoek je gevangenen?
‘Toen ik 23 was, reisde ik door Nepal. Daar kreeg ik een bekeringservaring. Ik heb de Heer gevraagd: wat wilt u, waar moet ik heen? Ik ben toen op Jamaica terecht gekomen om te helpen bij het kinderwerk. Inmiddels woon ik er al vijftig jaar. Ik ben nu met pensioen. Enkele jaren geleden werd ik door Epafras gevraagd naar Cuba te gaan. Dat zag ik niet zitten. Uiteindelijk ben ik naar de Dominicaanse republiek gegaan. Samen met een andere vrijwilliger van Epafras, Johan Smoorenburg. Onze samenwerking vind ik bijzonder. Johan is heel hulpverlenend. Ik ben anders. Ik ben meer in gesprek met de mensen. Er zijn zoveel Nederlandse mannen daar…’
Wat trof je aan?
‘In de Dominicaanse Republiek troffen we in de gevangenis een bejaarde man en die man had niemand. Ja, één zus in Nederland, maar die was ook bejaard. De eerste keer dat we daar kwamen was de man verloren. Hij had geen telefoon, geen contacten, geen telefoonnummers die hij kon bellen. Hij wist alleen de voornaam van een vriend en hij omschreef waar die woonde: bij een hotelletje. Toen is Johan met een chauffeur naar die wijk gegaan, een obscure wijk. En heeft die man gevonden. Ik vind dat een bijzondere ervaring: dat die man in de gevangenis daarna contact heeft met zijn vriend. Zonder dat ben je verloren in een gevangenis in zo’n vreemd land. Dat het mogelijk is om een bemoedigend contactpersoon te zijn tussen de gedetineerde en een kennis of een familielid. Dat drijft mij.”
Heeft het zin?
‘Een tijdje geleden was ik toch op Cuba, op bezoek bij 3 mannen. Er was iemand bij van de ambassade. Ik vroeg op de terugweg: denk je dat dit voldoende waarde heeft om van een ander eiland hier naartoe te vliegen? Toen ik thuis was stuurde hij een bericht door van één van die gedetineerden, dat hij zo dankbaar was dat ik was geweest.’