“Alles wat ze zeggen blijft geheim. De eerste keer kijken ze je altijd aan, tasten ze je af. Maar je krijgt snel echt een band met hen. Je kent alles, je kent hun problemen, ze kunnen op ons rekenen. Je stelt familieleden in Nederland of elders gerust.”
Wie ben je?
“Ik ben Johan Smoorenburg. Ik ben tachtig jaar oud, ik voel me 24. Ik ben geboren in Utrecht. Ik zit al 52 jaar in de zending. Toen ik twintig was heb ik Christus aangenomen. Ik woon op Haïti, maar vanwege het geweld ben ik daar de afgelopen twee jaar niet meer geweest.”
Hoe was je eerste ervaring met het bezoeken van gedetineerden?
“Toen ik begon met het bezoeken van gevangenen, merkte ik dat er vooral mensen voor drugs zaten. Dat vond ik moeilijk. Als je ziet en leest wat drugs allemaal kapot maken! Van mij mochten ze ze allemaal doodschieten. Maar dat is omgeslagen in liefde, omdat je de mensen leert kennen. De meesten hebben het gedaan toen ze in de schulden zaten. Hen werd verteld: je gaat erin en je komt eruit, geen enkel probleem. Maar in de praktijk is dat heel anders.”
“Ook voor mezelf is het een les geweest. Eerst zag ik er tegenop, maar als je je er voor openstelt, kan je nog altijd leren. Het is heel mooi werk om te doen, niet altijd even makkelijk. Als je ziet hoe blij de mensen zijn dat je komt, dat je hen niet in de steek laat …”
Waar werk je?
“Toen ik 28 was ben ik met vrouw en twee kinderen naar Martinique gegaan, als evangelisch zendeling. Na tien jaar verhuisden we naar Haïti. Daar hebben we projecten opgezet: een kinderdorp, scholen, een huis voor ouden van dagen. We hebben altijd geholpen bij de vele rampen. We hebben enorme verschrikkingen meegemaakt. We leefden van giften en gaven. We hebben uiteindelijk zo’n zevenhonderd kinderen opgevoed. Dat gaat nog steeds door, ondanks de problemen.”
“Epafras zocht mensen voor de Dominicaanse Republiek, de andere helft van het eiland. Dat was zo’n zes jaar geleden. Ik las dat en heb contact opgenomen. Er zaten toen zo’n dertig Nederlanders die we in een week tijd bezochten.”
Hoe gaat dat in z’n werk?
“Als ik in een gevangenis kwam, zei ik dat ik voor alle Nederlanders kwam. We trommelden dan alle mensen op, ook als ze geen aanvraag hadden gedaan. Dan werd iedereen opgehaald. Eerst deed ik het werk alleen, later samen met Nel. We zijn een team. Nel werkt voor dezelfde organisatie als ik, zij is ook zendeling geworden. We bezoeken mannen en vrouwen samen. Eén van ons doet dan het woord. Het zijn vaak heel goede gesprekken. Er zijn veel gelovige mensen, aan wie je vraagt of je mag bidden voor kracht. Daar doe je het voor. Sommige mensen willen niet bidden, maar je mag wel terug komen. Helemaal goed.”
“Alles wat ze zeggen blijft geheim. De eerste keer kijken ze je altijd aan, tasten ze je af. Maar je krijgt snel echt een band met hen. Je kent alles, je kent hun problemen, ze kunnen op ons rekenen. Je stelt familieleden in Nederland of elders gerust.”
Waar leidt dit toe?
Eén van de vrouwen vroeg ooit of ze me alleen kon spreken. Ze had bijna geen kleding meer. Voor alles moeten de gevangenen hier zelf zorgen. Echt verschrikkelijk als ze geen familie hebben die ze ondersteunt. Mijn vrouw heeft alles uitgezocht en we hebben haar kleding gebracht. Op die manier kun je ook tot zegen zijn. Als ze vrij is, dan blijft het contact.”
Wereldwijd bezoeken ruim negentig vrijwillige geestelijk verzorgers de Nederlanders die in het buitenland gedetineerd zitten. In ‘In The Picture’ vertellen zij over het werk dat zij namens Epafras doen.