In the picture: Geeske Hofstra

‘Bewakers vragen mij als ik op bezoek kom naar het nummer van de gevangene, niet naar de naam. Ik weiger daarin mee te gaan: mensen zijn meer dan een nummer of meer dan hun delict. Ze zijn een mens met een naam.’

Geeske Hofstra (65) is geestelijk verzorger in Portugal namens Epafras. Ze werkte 17 jaar als geestelijk verzorger in de psychiatrie. In 2012 emigreerde ze naar Portugal en reed daar op de fiets naartoe.

Waarom ben je vrijwilliger voor Epafras?
‘Geen enkel mens verdient het om afgeschreven te worden. Dat had ik al toen ik als geestelijk verzorger in de psychiatrie werkte. Juist mensen in moeilijke omstandigheden moeten weten dat er iemand naar hen omkijkt. Ik deed dat werk met hart en ziel en ik vond het lastig dat ik daar in Portugal niets mee deed. Toen ben ik voor Epafras gevangenen gaan bezoeken. Mijn ervaring in de psychiatrie helpt me daar enorm bij. Ik ben niet zo snel verontrust of verontwaardigd. Je moet goed kunnen luisteren en je oordeel wat kunnen opschorten.’

Waar bezoek je gedetineerden?
‘Om de gevangenen te bezoeken, maak ik elke keer een hele rondreis door Portugal. Soms bezoek ik wel twintig mensen. Van noord naar zuid, soms wel 1.500 kilometer. Mijn partner rijdt, zet de route uit, boekt hotels. Ik bezoek de gedetineerden.
Soms is het best lastig om die gevangenissen te vinden, we hebben niet altijd alle adressen. Maar als we ergens prikkeldraad zien, dan weten we dat we goed zitten. We komen in allerlei gevangenissen, ook waar je helemaal afgesloten zit, waar ook achter jou – als geestelijk verzorger – de deur dicht slaat. Binnenkort ga ik voor het eerst naar de Azoren.’

Wat treft je?
‘De meeste gedetineerden krijgen geen of nagenoeg geen bezoek. Ze zijn op zichzelf aangewezen. Ze worden niet gekend bij hun naam, maar bij hun nummer. Bewakers vragen mij als ik op bezoek kom naar het nummer van de gevangene, niet naar de naam. Ik weiger daarin mee te gaan: mensen zijn meer dan een nummer of meer dan hun delict. Ze zijn een mens met een naam.
Ooit kwam ik bij iemand op bezoek die enorm moest huilen dat ze bij haar naam werd aangesproken. Dat vind ik het belangrijkste van alles. Dat iemand genoemd wordt, gekend wordt, gezien wordt. Dat er tenminste nog één iemand is die interesse heeft. Volgens mij gaat het daarom in het Evangelie. En of iemand gelovig is of niet, dat interesseert me niet. Als iemand daar zelf over begint, dan sluit ik aan. Maar ik begin er niet zelf over.’

Heb je een doel in je gesprekken?
‘Ik bezocht een jongen en die lachte heel veel. Ik zag wel dat hij zich probeerde groot te houden. Hij vertelde dat hij bezoek had gehad. Van z’n familie.
“Die zaten met tranen in de ogen,” zei hij. “Maar ik heb me groot gehouden.”
“Ik denk dat je dat nu ook doet,” zei ik.
“Klopt,” zei hij, “ik kan hier niet instorten en zwak worden. Ik moet me staande houden.”
Op zo’n moment ga ik niet zitten peuren. Ik realiseer me terdege dat mensen weer terug moeten. Ze hebben die muur, die zelfverdediging, nodig om overeind te blijven. Ik probeer daar wat mee te spelen, die muur toch wat te slechten, zeker als ik vaker op bezoek kom. Maar ik heb er ook respect voor als die muur wat overeind blijft.’

Wereldwijd bezoeken ruim negentig vrijwillige geestelijk verzorgers de Nederlanders die in het buitenland gedetineerd zitten. In ‘In The Picture’ vertellen zij over het werk dat zij namens Epafras doen.