De opstand in de Braziliaanse gevangenis waar Stefan zit, is bloedig geweest. Acht gedetineerden zijn in het ziekenhuis beland, waar een man overlijdt. De meeste gevangenen gaan weer over tot de orde van de dag. Ook Stefan, die al een maand op zijn officiële vrijlating wacht.
De gevangenisdirecteur, die zijn pistool in zijn broekzak van zijn jeans draagt, maakt een grapje met Stefan. Hij lacht vriendelijk naar zijn ‘baas’. Maar ondertussen moet hij zich verbijten. Voor overleven doet hij alles, ook lachen naar een man die hem het leven zuur maakt.
Hij vertelt dat hij al maanden zit te wachten op zeep. De ambassade zou het hem geven, maar Stefan heeft niets ontvangen. De geestelijk verzorger van Epafras vraagt aan de secretaresse van de directeur waarom deze boodschap niet wordt geleverd. Na een tijdje komt ze terug met een plastic zak vol zeep. Ze zijn voor Stefan. ,,Wat moet ik nu nog met zoveel zeep? Ik heb er maanden op gewacht en nú krijg ik het?’’ Stefan verbijt zijn verontwaardiging.
Stefan vertelt dat hij al meer dan een maand het recht om de gevangenis te verlaten. Buiten de gevangenis hoeft hij zich alleen nog regelmatig te melden. Maar het officiële bericht van zijn vrijlating heeft hij nog niet ontvangen en zijn papieren zijn zoek.
Hoe houdt hij zich staande? Zijn leven in de gevangenis bestaat vooral uit wachten. Wachten op zijn vrijlating, maar ook wachten op een stukje zeep. Omdat de geestelijk verzorger, speciaal vanuit Nederland hier is, wil de secretaresse wel even kijken waarom Stefan eigenlijk hier nog zit. Er wordt door een dik dossier gebladerd. Hij moet nog een paar dagen wachten, zegt ze, ja, zeker, nog een paar dagen wachten op het akkoord van de rechtbank.