Buiten de gevangenispoort is het stil. We zitten in de auto en doen de radio aan. Dan komt het bericht: er is inderdaad een opstand in de gevangenis, nog geen twintig meter vanaf de plek waar wij zitten. We hebben geen idee wat er zich achter de gevangenismuren afspeelt. En of Stefan nog leeft.
De lokale krant opent de volgende dag met een foto van binnenstormende zwaarbewapende militairen. Ze hebben honden bij zich. Wij besloten die dag terug te rijden naar het hotel; De militairen hadden we niet gezien. Kennelijk waren de heftige gevechten net voorbij. Maar een bezoek aan Stefan moet wachten. We hebben geen idee of we hem überhaupt nog mogen bezoeken.
De volgende dag kloppen we opnieuw aan bij de gevangenis. Deze keer mogen we wel naar binnen. In het kamertje van de directeur treffen we Stefan, een pezige Nederlander, in het kamertje van de directeur. Meteen komt de opstand ter sprake. ,,We moesten naar het binnenplein. Ik zag bloed liggen op de grond’’, vertelt hij. De militairen schoten met losse flodders. De cellen werden gesloten, de gevangenen naar de binnenplaats gedreven. Het gemor begon een dag eerder, toen tijdens een zogenaamde ‘spitactie’, bewakers de cellen overhoop haalden op zoek naar wapens, mobiele telefoons en drugs, zegt Stefan.
De zedendelinquenten, het uitschot van de bajes, zouden toen spullen hebben gestolen van andere gedetineerden. Ze namen wraak door de toegangsdeur naar hun verdieping te molesteren met ijzeren staven en de gedetineerden in elkaar te slaan. De zedendelinquenten werden snel overgeplaatst naar een andere verdieping, bij andere gevangenen, vertelt Stefan. Toen brak de hel echt los. “Er zijn heel wat mensen kapot geslagen.” De gedetineerden moesten een uur in de snikhete zon zitten, vertelt Stefan. ,,Zonder kleren.’’