Het goede kiezen

Waarom vechten mensen? En waarom vechten mensen in een oorlog? Door de geschiedenis heen is er geweld tussen mensen, groepen en landen. Gevangenissen, verspreid over de wereld, zijn bepaald geen uitzondering.

Vecht- en schietpartijen, moedwillige branden, mensen die het zien gebeuren en mensen die er bang voor zijn. Het lukt niet altijd om uit de buurt te blijven. En soms word je kwaad. Over het pesten. Over de behandeling. Of het gejat. Of de discriminatie. Op de willekeur van de bewakers. Waarom hij wel en jij niet?

Strijdhamer en Nietsje
Een van de eerste verhalen in de Bijbel is het verhaal van een moord. Het is het verhaal van Kaïn en Abel in het boek Genesis (4). Dat is geen geschiedenisles maar een mythisch verhaal, dat bedoeld is om ons iets uit te leggen. Je merkt dat al gelijk aan de namen van de hoofdpersonen. Kaïn en Abel zijn de eerste zonen van Adam en Eva, de eerste mensen in het boek Genesis. Bij de geboorte noemt Eva haar eerste zoon Kaïn. Dat kun je vertalen als speer of ‘Strijdhamer’. Haar tweede zoon noemt ze Abel en dat kun je vertalen als nietigheid, kortweg ‘Nietsje’.
De broers Strijdhamer en Nietsje. Als dat maar goedkomt, denk je gelijk. Kaïn wordt landbouwer en Abel schaapherder. Ze brengen allebei een offer aan God. Kaïn met een deel van de oogst en Abel met een vet schaap. God neemt het offer van Abel, het Nietsje, wel aan en dat van Kaïn, de Strijdhamer, niet. Er staat niet waarom. Ook niet hoe. We weten alleen dat God wel vaker aandacht heeft voor de Nietsjes van de wereld, de mensen die achterblijven. Zoals sommige kinderen die op school niet goed mee kunnen komen ook extra aandacht van de juf krijgen.
Maar Kaïn, de Strijdhamer, is jaloers. Waarom krijgt zijn broer wel aandacht en hij niet? Hij is woedend en loopt grimmig rond. God spreekt hem daarop aan. Als je het goede doet, is er plezier, zegt God tegen Kaïn. Maar als je je kwaadheid laat groeien, raak je steeds verder achterop. Het mag niet baten. Zonder er verder veel woorden aan te verspillen gaat Kaïn met zijn broer naar het veld en slaat hem daar dood. Strijdhamer vermoordt Nietsje.

‘Waar is je broeder Abel?’ vraagt God aan Kaïn. En Kaïn zegt: ‘Ik weet het niet. Ben ik mijn broeders hoeder?’

Het is een bekende zin geworden, een voorbeeld van onverschilligheid, van gewetenloosheid. Eerst ik, dan jij en jij zorgt maar voor jezelf. Ik hoef niet op mijn broer te passen. En zeker niet op hem, die minkukel, die meer aandacht krijgt dan ik. De onverschilligheid en het liegen: het volgt als vanzelf op de moord. Kaïn vermoordt zijn broer omdat God het offer van Abel meer aandacht geeft dan dat van hem. Nou en, denk je dan. Wat helpt het nou als je hem daarom doodslaat? Win je dan de waardering?

Woede neemt het over
De aanleiding voor geweld is wel vaker iets kleins, dat in je hoofd groter wordt. Zo vertelde Piet dat hij aan een bar zat en dat aan de andere kant van de bar een man met een vriend sprak. Piet kende die mannen niet. Hij hoorde dat het gesprek over de vader van de man ging en dat hij wenste dat zijn vader dood was. Piet hoorde die zin, dacht aan zijn eigen vader en toen nam de woede alles over. Piet liep op de man af en sloeg hem tegen de grond. Daarna pakte hij een barkruk en sloeg door, op het hoofd van de man. De man is voor de rest van zijn leven invalide: hij zit in een rolstoel en moet met alles geholpen worden: eten, drinken, de wc. Piet zit in de gevangenis, vol wroeging. Had hij maar niet die kruk gepakt. Hij kreeg een lange straf en toen hij voor het eerst met verlof mocht, weigerde hij. Hoe zou hij kunnen genieten van vrijheid nu deze man als toevallig slachtoffer nooit meer zelfstandig kan leven?
Ook bij Kaïn, de Strijdhamer neemt de woede het over, omdat hij minder waardering krijgt dan het Nietsje Abel. Het deed er niet toe of het echt zo was of niet. Aandacht en erkenning geven kennelijk status. Wie is het belangrijkste, wie zit het hoogste op de rots? En waarom is dat belangrijk? Een hogere status geeft meer geld, meer land, een betere plek in de cel. Of meer vrouwen, meer seks en meer nakomelingen. En daarover vechten mensen, (jonge) mannen vooral, als de hormonen hen door het lijf jagen. Kun je die neiging stoppen?

Het goede kiezen
Kaïn wint niets met de moord en Piet ook niet met de mishandeling. Kaïn wordt van het land verjaagd en Piet belandt in de gevangenis. Kaïn wordt een zwerver, maar krijgt wel een vrouw en kinderen. Eind goed, al goed? Dat nou ook weer niet. Van die nakomelingen in de Bijbel komt ook niet veel goeds: de een neemt wraak op de ander en het is moord en doodslag alom. Zit dat dan in de familie? Mensen vechten om status, om macht, om geld, om seks. Maar ze vechten ook omdat ze ergens bij (willen) horen. Er zijn altijd mensen bereid om voor hun groep te vechten. Of om namens die groep wraak te nemen. En een groep kan van alles zijn: je familie, je land, je legereenheid, je bende of gang, je voetbalclub of je kerk. Je hoort erbij, je moedigt ze aan, je trekt dezelfde kleren aan, krijgt kippenvel als ze het veld opkomen en juicht als ze de ander een beslissende slag toebrengen.
Kan het ook anders? God geeft al een eerste aanwijzing als hij tegen Kaïn praat. ‘Als je het goede doet, heb je meer plezier’. Kun je wegblijven van het geweld? Kun je afzien van wraak? Kun je je woede op de barkruk neerzetten en zelf iets anders gaan doen? Kun je de gedacht aan geweld stoppen, kun je besluiten om niet op die gedachte in te gaan?

Je kunt het goede kiezen en meer plezier vinden. Misschien zelfs vrede. En daar kun je je op afstemmen.

Nienke van Dijk, directeur Epafras