Gevangen met Kerst

Vastzitten is de ene dag erger dan de andere. Ook met Kerst en Oud & Nieuw is het vaak moeilijker dan anders. Veel gevangenen hebben dat meegemaakt. Het zijn van die dagen waarop het heimwee sterker dan anders is. 

De herinneringen aan vroeger of aan de feestelijke momenten met je kinderen of geliefden doen dan pijn. Zat je maar weer aan de Kersttafel met hen… Sommige mensen hebben daarover geschreven:

Ik hoor hoe mannen slapeloos liggen te draaien,
vol verlangen naar vrijheid en vurige daden.
Vroeg in de ochtend overvalt hen de slaap
en dromen ze van hun vrouw en hun kind,
zacht murmelend als een beekje

Eén van die mensen die daarover geschreven heeft is Diettrich Bonhoeffer, een dominee die in de Tweede Wereldoorlog vastzat in een Duitse gevangenis. Het gedicht hierboven is van hem. In april 1943 werd hij opgepakt en in 1944, 75 jaar geleden dus, zat hij er nog. Bonhoeffer was een dominee die al in de jaren dertig protesteerde tegen de anti-Joodse maatregelen van de fascistische regering van Hitler. Vlak voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak hadden zijn ouders voor hem geregeld dat hij naar Amerika kon om verder te studeren en les te geven. Hij ging erheen, maar hij vond dat hij daarmee zijn landgenoten en Joodse vrienden in nood in de steek liet. Dus ging hij ging weer terug en sloot zich aan bij een verzetsgroep. Die groep smokkelde bijvoorbeeld Joden het land uit, zodat ze niet in de concentratiekampen zouden belanden. Toen hij in 1943 werd gearresteerd was dat wegens de hulp aan de Joden en het onttrekken aan de dienstplicht. Bonhoeffer wilde niet in het leger vechten. Hij geloofde niet in oorlog en al helemaal niet in die van Hitler. Bonhoeffer schreef in de gevangenis veel brieven aan zijn ouders, vrienden en zijn verloofde Maria. Uit de brieven van eind november 1943 weten we dat hij hoopt dat hij snel zal worden vrijgelaten. In zijn geloof vindt hij de kracht om deze moeilijke periode te dragen. Hij stelt zich voor dat hij in een klooster zit en probeert te leven in dagelijks ritme van bidden, Bijbellezen en schrijven. Hij loopt kilometers lang rondjes in zijn cel. Toch lijdt hij aan de eenzaamheid en is hij ook somber en bang.

Wij, weerbarstig of neerslachtig, onschuldig of crimineel,
we delen het lange funeste alleen zijn.
We zoeken elkaar, schreeuwen het uit.
Broeder, hoor je mij?

Er is ook veel om bang voor te zijn. Er zijn zware bombardementen, de ramen springen, er zijn gewonden, zijn medegevangenen gillen in paniek en slaan op de deuren. Sommige bewakers zijn wreed, er zijn verhoren en hij is bezorgd om zijn medegevangenen. Hij hoort soms een deur die dichtslaat en weet dat mensen dan worden weggehaald en nooit meer terugkeren. Bonhoeffer schrijft in zijn brieven dat de angsten en ontberingen soms tot in de nacht bij hem blijven en hem kwellen. Aan de lichamelijke ongemakken in de gevangenis kun je wennen, schrijft hij, maar aan de psychische niet. In deze angstige periode , rond de Kerst 1943, schrijft hij voor zijn medegevangenen gebeden.

God (…)
In mij is duisternis, bij U is licht.
Ik ben eenzaam, Gij verlaat mij niet.
Ik ben bevreesd, bij U is hulp.
Ik ben onrustig, bij U is vrede.
In mijn hart is bitterheid, bij U is geduld.
Ik begrijp uw wegen niet, maar Gij kent mijn weg.
(….)
Voor U staand denk ik aan al de mijnen,
aan de medegevangenen en aan allen,
die in dit huis hun zware dienst verrichten.
Heer, erbarm U!
Schenk mij de vrijheid terug
en laat mij nu zo leven,
dat ik het kan verantwoorden
tegenover U en de mensen.
Heer, wat deze dag ook brengt, –
Uw naam zij geprezen!
Amen.

Op zo’n manier leven dat je het kunt verantwoorden tegenover God en de mensen. Voor Bonhoeffer betekent dat je verantwoordelijkheid moet nemen en niet aan de kant moet blijven staan als er onrecht gebeurt. Bonhoeffer vond ook dat mensen andere mensen niet mochten doden. Toch deed hij mee in de voorbereiding van een aanslag op Hitler en vooral in het nadenken daarover. Hij had het daar moeilijk mee, maar kwam uiteindelijk tot de conclusie dat de aanslag nodig en geoorloofd was, omdat anders het vermoorden van miljoenen andere mensen door zou gaan. Hij kwam tot die conclusie vanuit zijn geloof. Hij kon het als dominee verantwoorden en gaf daarmee morele ondersteuning aan de groep die daadwerkelijk de aanslag pleegde. De aanslag (in 1944) mislukte. Kort na de aanslag werden 7.000 mensen gearresteerd, van wie bijna 5.000 werden geëxecuteerd. Ook de betrokkenheid van Bonhoeffer werd ontdekt. De aanklacht tegen hem werd verzwaard en hij werd beschuldigd van hoogverraad. Vanaf dat moment wist Bonhoeffer dat het niet goed met hem zou aflopen.

Op 8 oktober 1944 wordt Bonhoeffer naar de keldergevangenis van het Gestapohoofdgebouw gebracht. Het versturen en ontvangen van brieven werd toen vrijwel onmogelijk. Maar juist uit deze laatste maanden van zijn leven stamt het gedicht ‘Goede machten’ waarvan een gedeelte hieronder staat. Hij schreef het als kerstgroet en nieuwjaarswens voor zijn verloofde Maria en haar en zijn familie. Bonhoeffer zegt daarin dat, wat er ook op je afkomt, het door het geloof te dragen is. In dat geloof leefde Bonhoeffer, ook toen hij naar het concentratiekamp Flossenberg werd gebracht en daar, op 9 april 1945 op persoonlijk bevel van Hitler werd opgehangen, drie weken voor de bevrijding.

Door goede machten trouw en stil omgeven,
bewaard, getroost als door een wonder,
zo wil ik deze dagen met de mijnen leven,
met jullie samen een nieuw jaar ingaan.
(…)
Laat warm en rustig nu de kaarsen branden
door u in onze duisternis gebracht.
Breng als het zijn mag, ons weer samen.
We weten het, uw licht schijnt in de nacht.

Door goede machten vaderlijk geborgen,
wachten wij kalm op wat er komen gaat.
God is bij ons in de avond en de morgen
en zonder twijfel elke nieuwe dag.

Je bent geborgen bij God, ook al is alles om je heen donker en pijnlijk. En die boodschap geven we ook graag aan jullie mee voor de Kerst en het nieuwe jaar. Waar je ook bent en waar je ook vastzit.

Nienke van Dijk
Directeur Epafras