Hoe komt het dat u gedetineerden in de Dominicaanse Republiek bezoekt?
“Toen Epafras drie jaar geleden stopte met het vanuit Nederland bezoeken van gedetineerden, las ik dat er contact gezocht werd met mensen ter plaatse. Deze vrijwilligers zouden het werk van de oude gezanten overnemen. Ik wist meteen dat ik dit wilde. Daar waren verschillende redenen voor. Vanaf mijn twintigste heb ik 7 jaar in de gevangenis gewerkt als vrijwilliger, dus ik wist al dat het mooi werk is. Verder woon ik relatief in de buurt, op Haïti, het buurland. De twee landen liggen op hetzelfde eiland, maar ze verschillen als dag en nacht. Haïti is het land van de slaven die in opstand kwamen en de eerste vrije zwarte republiek ter wereld stichten. De slaven van toen werkten op de suikerplantages. Die zijn er niet meer. Er is weinig te halen. Haïti is straatarm, tegenwoordig noemen ze het een failed state, een mislukte staat. Op Haïti zitten geen Nederlanders in de gevangenis. De Dominicaanse Republiek is een heel ander verhaal. Het land ontvangt 5 miljoen toeristen per jaar. Tegelijk is het ook een centrum voor de wereldhandel in cocaïne. De handel is er goed georganiseerd. Met boten die 200 km per uur varen wordt het spul naar de kust gebracht. Komt er een politieboot aan, dan winnen ze het altijd. In de Dominicaanse Republiek zijn vrijwel alle Nederlandse gedetineerden gepakt met drugs.”
Hoeveel zijn dat er? Een jaar of tien geleden zaten er buiten Europa nergens zo veel Nederlanders gevangen als in de Dominicaanse Republiek.
“Op dit moment 55 Nederlanders. Drie jaar geleden waren het er 70, en in 2012 nog 140.”
Hoe gaat het met hen?
“Dat verschilt per gevangenis. In de oude gevangenissen is het vaak niet te harden. Ze zijn overvol. Mensen liggen er met 30 op de grond te slapen in een ruimte die jij en ik als huiskamer hebben. Moet je ’s nachts naar de wc en stap je per ongeluk op iemand, dan heb je zo een vechtpartij. Die kunnen letterlijk levensgevaarlijk zijn. De ergste gevangenis, de Victoria-gevangenis, heeft terecht als bijnaam ‘de Hel’. Daar zitten ook mensen in voorarrest – wat in de Dominicaanse Republiek vaak vijftien maanden duurt. In andere gevangenissen is het iets beter. Dat worden er meer. De Dominicaanse Republiek is bezig het systeem te veranderen. De vrouwengevangenis die ik bezoek heeft beter eten (in de oude kun je daar echt niet op leven), en er worden cursussen en trainingen gegeven. Ook kunnen gedetineerden er aan het werk. Werk kan je redding zijn in de gevangenis.”
Hoe pakt u de gesprekken aan?
“Mijn voorbereiding bestaat uit een gebed. Verder kijk ik wat er gebeurt. De eerste keer wist ik niet wat ik moest verwachten. Die keer staat in mijn geheugen gegrift! De Hel stond op het programma. Er zaten toen twaalf Nederlanders. Het is een groot gebouw, neergezet voor 5.000 gedetineerden, maar met vijf keer zo veel bewoners. Het is geen gevangenis zoals bij ons. Iedereen loopt overdag vrij rond. Als je binnenkomt loop je tussen de gedetineerden door. Dus daar ging ik, over de grote binnenplaats tussen al die mannen door. Het was niet bedreigend. Wel vroegen er veel om geld. Tijdens een volgend bezoek ontstond er een steekpartij terwijl ik met mensen zat te praten. Ik hoorde dat er elke week doden vallen. De laatste paar keer dat ik er was, mocht ik een-op-een gesprekken voeren in een kantoortje. Maar ik heb ook weleens met de hele groep tegelijk moeten praten. Je moet een beetje geluk hebben met het personeel dat er is en zorgen dat ze je mogen.”
Waar praat u over?
“De meesten kennen Epafras. Maar als je nieuw bent, stellen ze zich terughoudend op. In het begin gaat het vooral over praktische dingen. Mensen in ‘de Hel’ vragen of ik kan zorgen dat ze overgeplaatst worden. Een andere vaste prik is de WOTS. Iedereen wil graag een deel van zijn straf uitzitten in Nederland. Ik moet ze dan vertellen dat de Dominicaanse Republiek helaas nog geen verdrag heeft getekend met Nederland. Over juridische zaken heb ik het verder niet. Daar mogen wij ook geen uitspraken over doen. Wat ik wél vaak doe, is helpen bij het contact met de familie. Soms vragen gedetineerden of ik hun vrouw wil bellen. Dat soort dingen doe ik altijd. Nu ik even in Nederland ben, ga ik op bezoek bij de familie van een Marokkaans-Nederlands meisje dat ik ontmoette in de vrouwengevangenis. Zij was door een loverboy meegelokt op ‘vakantie’ en moest drugs mee terugnemen. Toen ze in de Dominicaanse Republiek aankwam, bedacht ze dat ze niet mee ging werken. Ze gaf zichzelf aan bij de douane. Tot haar grote schrik werd ze niet meteen vrijgelaten. Ze zit nu al een tijdje in voorarrest.”
U bent 75. Is het werk goed vol te houden?
“Mijn gevoelsleeftijd is 55. Zéker sinds ik een hartoperatie heb gehad in de Dominicaanse Republiek en ben voorzien van wat bypasses, voel ik me prima. Het werk valt me niet te zwaar. Ik ga met de bus naar de Dominicaanse Republiek en huur daar een auto met een tolk/chauffeur. Als je 8 gesprekken op een dag voert, ben je natuurlijk moe, maar het is het waard. Ik ben dus niet van plan er weer gauw mee te stoppen. Zo lang ik leef, wil ik dit werk blijven doen!”
Waarom doet u het zo graag?
“Het is heel fijn om de vertrouwensman te zijn, deze mensen hebben je echt nodig. Ze hebben vaak niemand anders die regelmatig langskomt. Het is geweldig als het bijvoorbeeld lukt om een kwaaie bewaker milder te stemmen. Wat ik het liefste doe is mensen blij maken. Dat is ook heel belangrijk bij het bezoek aan gedetineerden. Zelf word ik er dus ook blij van. Verder leer ik er veel van. Ik ben veranderd door dit werk. Vroeger dacht ik bij elke drugssmokkelaar die was gepakt: hoe kun je ook zo dom zijn!? Nu weet ik dat het vaak geen kwestie is van domheid, maar van wanhoop. Mensen met schulden die geen uitweg meer zien en de gok nemen. Terwijl ze geen schijn van kans hebben. Ze krijgen een worst voorgehouden. Ronselaars spiegelen je voor dat je gemakkelijk geld kunt verdienen. Maar stap je als bange drugskoerier uit een vliegtuig met verder alleen rijke, vrolijke vakantiegangers, dan val je op. Ze hebben je al door als je het land binnenkomt.”