Ik maakte in Hong Kong deel uit van een interreligieuze groep die zich bezighield met de aanpak van en bewustwording aangaande klimaatverandering toen een van de leden van die groep, Father Pat, een Ierse Pater en Prison Chaplain, aalmoezenier, hoorde dat ik Spaans en Portugees spreek. “We need you”, riep hij, “er zitten hier inmates, gedetineerden, die nooit de kans krijgen in hun moedertaal te spreken, zou je ze alsjeblieft af en toe willen bezoeken?” Daarna ontdekte hij dat ik ook Nederlands spreek en zo begonnen mijn bezoeken aan Spaans, Portugees en Nederlands sprekende gedetineerden in Hong Kong en leerde ik die wereld, waar Tjeerd altijd al met zoveel passie over sprak, zelf kennen.
Het was voor mij een geheel nieuwe ervaring. Daar komt bij dat, om de een of andere reden, de verschillende penitentiaire inrichtingen in Hong Kong in de meest mooie gebieden gelegen zijn. Moet u zich voorstellen, als ik bijvoorbeeld naar Shek Pik Prison ging, kwam ik, na een metroreis met drie keer overstappen en van ongeveer anderhalf uur, uit op de noordkant van het eiland Lantau, waar ik dan de bus pakte. Dan volgde een reis van ongeveer veertig minuten langs de schitterende kust. Links de kust en rechts de bergen, daartussen slingerde zich de weg. Op een gegeven moment zag je dan vanuit de bus, links, aan de azuurblauwe zee de penitentiaire inrichting liggen, een uitgebreid grijs betonnen complex, omgeven door prikkeldraad en vele wachttorens. En aan de andere kant, rechts, in de heuvels, zag je dan – bij goed weer – het beeld van de Big Boeddha opdoemen. Het is een beeld van 34 meter hoog en indrukwekkend om het zo tussen de heuvels te zien verschijnen. De Zittende Boeddha, als een baken van rust en vertrouwen, uitkijkend over die penitentiaire inrichting.
Eenmaal binnen was het dan alles inleveren, door tal van detentiepoortjes en langs zware deuren met vele sloten. En vervolgens wachten-wachten-wachten tot ik opgeroepen werd en het nummer te horen kreeg van het hokje waar ik, achter glas en met een telefoon, een gesprek kon voeren met de gedetineerde. Ik werd vaste bezoeker van gedetineerden uit Brazilië, Mexico, Venezuela, Bolivia en Colombia en uit Suriname. Allemaal zitten ze vast vanwege drugs. En het zijn uitzichtloze situaties.
In Hong Kong krijg je erg lange straffen, afhankelijk van de hoeveelheid drugs die je bij je had. Ik kan u nu natuurlijk de meest afschuwelijke situaties vertellen, van een jongen die een uiterst beschermd leven leefde, als enige zoon, verwend door zijn ouders en oudere zussen en die één keer, één keer in gaat op een avontuurlijk aanbod. En vervolgens op zijn 28e gepakt wordt en 25 jaar cel krijgt. Ver van huis. Of van de vader wiens dochter kanker kreeg. En de enige mogelijkheid voor genezing was een operatie die hij niet kon betalen, een zorgverzekering had hij als taxichauffeur niet. “Wat doe je dan als vader?”, vroeg hij mij, “je doet alles om die operatie mogelijk te maken. Dus ik nam dit risico. Ik wist dat dit kon gebeuren en ik zit nu hier, maar zij is gezond. Dit is het waard. Ik kan haar straks weer in mijn armen sluiten.” Helaas is dat niet gebeurd en heeft hij zijn dochter nooit meer gezien. Hij kreeg een longaandoening.
Of van die Surinaamse jongen die, totaal in shock in een Hongkongse gevangenis, waar hij nauwelijks kon communiceren, gevraagd werd wat voor eten hij wilde: chinees of westers en die toe bedacht: “Chinezen eten hond! Dat nooit! Dus laat ik maar westers nemen.” Nu krijgt hij drie keer per dag drie sneetjes brood met een beetje margarine en een kuipje jam. Terwijl je als Surinamer pas écht gegeten hebt als je rijst gegeten hebt. Veranderen van dieet kan pas bij eventuele overplaatsing naar een andere inrichting. En in Hongkong zij regels regels, daar valt niets aan te veranderen.
Wat naar mijn mening zo wezenlijk is, is dat als je – als iemand van buitenaf – in een relatief korte periode vrij intensieve contacten opbouwt met gedetineerden. Je bent voor hen de link met de wereld en vanwege de taal ook degene met wie je over thuis kon spreken. We zongen soms liedjes samen door de telefoon. Dat maakte weleens zeer heftige emoties los, maar het gaf toch vooral ook moed, om vol te houden. Dat maakt dat ik ten diepste besefte, hoe belangrijk dit vrijwilligerswerk is. Het gaat om mensen in uiterst kwetsbare situaties.
Persoonlijk ben ik zeer onder de indruk geraakt van de verschillende overlevingsstrategieën van de gedetineerden. Natuurlijk: ze hadden bezigheden. Ze moesten werken in de keuken of de pakken van het personeel wassen, strijken en repareren, of boeken binden of wat dan ook. En ze hadden sportactiviteiten. Maar voor de meesten was het geloof de belangrijkste overlevingsstrategie. Voor sommigen was het de grootste verandering die ze doormaakten, het tot geloof komen. Een verandering die soms moeilijk was uit te leggen aan de familie in die tien minuten telefoongesprek per maand. Uitleggen wat het met je doet: het leren vergeven. Het leren berusten in het lot, ver van huis, wat alleen maar kan door het volledige vertrouwen op een hogere macht. Die op je ziet, op jouw familie ziet en die altijd nabij is. Altijd binnen bereik als je hem (of haar) nodig hebt, ook als je geliefden heel ver weg zijn.
Vandaar ook dat naast de bezoeken die ik bracht, ook de bezoeken van chaplains, kerkleden of vertegenwoordigers van andere religies en vrijwilligers, zoals Tjeerd, van onschatbare waarde zijn. Meer nog dan toen misschien, ben ik nu tevreden met het feit dat de CDA Tweede Kamerfractie ieder jaar, bij de begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken een bedrag veilig stelde voor dit werk. Omdat in die bezoeken wél de woorden gevonden worden om het onzegbare te zeggen, maar ook, om de stilte te laten spreken.
Dit is een gedicht gemaakt door een gedetineerde, en ik vond het op de site van de Dienst Justitiële Inrichtingen.
“Als de stilte spreekt
Als het moeilijk is te zeggen
Wat je diep van binnen voelt
Als het niet is uit te leggen
Hetgeen je werkelijk bedoelt
Laat dan het woord maar rusten
En zeg maar even niets
De woorden die je had willen zeggen
Daarvan zegt de stilte iets.”
Dat is wat Epafras doet. Zoals de Big Boeddha als een baken van rust uitziet over de penitentiaire inrichting, zo is Epafras als een wezenlijke aanwezigheid, een baken van hoop voor zovele kwetsbare mensen.
Kathleen Ferrier was werkzaam voor Kerk in Actie in China en bezocht in haar vrije tijd mensen in de gevangenis. Momenteel is zij onder meer voorzitter van de Nationale Unesco Commissie en docent Mensenrechten Asian University.
Deze tekst is een ingekorte versie van haar toespraak tijdens de viering van het 35-jarig bestaan van Epafras op 13 december 2019.