“Mijn ouders zeiden meteen dat ze zo snel mogelijk mij wilden opzoeken. Het eerste wat ik zei was dat ik dat niet wilde. Ik wilde niet dat ze me zo zouden zien. Kom maar als ik ben bevallen, zei ik. Dat is beter. Maar mijn vader zei dat hij zo lang niet kon wachten. Ze zouden al over twee maanden komen. ‘Zo lang kunnen we je niet missen’, zei hij. Nou, toen moest ik natuurlijk huilen.”
“Kom maar als ik ben bevallen, zei ik.”
Het is een van de korte gesprekken die Sharon met haar ouders mag voeren. Tien minuten heeft ze hooguit en dat eens per maand. Wat zeg je in zo weinig tijd? “Ik was al een week van te voren bezig met het schrijven van briefjes. Zodat ik precies wist wat ik met mijn ouders wilde bespreken. Gelukkig mocht ik soms wel drie keer per maand bellen. Dan probeerde ik in het Portugees smoesjes te verzinnen. Dat mijn opa ziek was bijvoorbeeld, of dat mijn moeder wilde weten hoe het gaat.”