“Elke dag word je om vijf uur opgesloten. Dat was voor mij het rotste moment van de dag. Dat je in je cel moet blijven. Voor de bewakers was het heel normaal, maar voor ons was het echt, echt, een groot rotmoment.” Sharon vertelt over de beginperiode van haar detentie in Brazilië.
Na vijf weken wordt Sharon overgeplaatst naar een andere afdeling, met veel minder gedetineerden. Het eten is er een stuk beter: meer smaak. En heel af en toe sla en groente. Op deze afdeling zitten veel prostituees, junkies en moordenaars, vertelt Sharon. “Zo’n zes moordenaars zaten om me heen. En hele normale meiden, heel gezellig. Je hebt altijd een vooroordeel over mensen. Als iemand een ander vermoord heeft, moet ie wel gestoord zijn.”
“Dat meisje heeft haar eigen moeder in brand gestoken! Daar ga je toch niet mee om?”
Ze is even stil en zegt dan: “Ik heb wel gezegd: Nou, dat meisje heeft haar eigen moeder in brand gestoken! Daar ga je toch niet mee om? Dan ben je toch hartstikke geschift? Nou, ik durfde niet eens naar haar te kijken. Toen ik later haar toch eens sprak, bleek dat ze hartstikke slim was. En er zat een heel verhaal achter haar daad.
Dat verandert best wel je beeld van mensen. Een ander meisje had haar vader in stukjes gehakt en was op de fiets gesprongen en weggereden. Het is hartstikke erg, maar toch ben ik daar mee omgegaan. We waren aan het lachen en het chillen, alsof ze die moord niet had gepleegd. Weet je, op een gegeven moment zag ik dat ook niet meer. Je hebt allemaal dingen gedaan waar je spijt van hebt. Kleine en grote fouten.”