Ik word behandeld als elke andere bezoeker. Er zijn een aantal veiligheidscontroles waarvan de laatste achter een gordijntje met een vrouwelijke agent: details zal ik jullie besparen. Een “taxi” – een gedetineerde – brengt mij naar de Nederlandse man die ik kom bezoeken. We gaan buiten onder een afdakje zitten waar ik me voorstel. Ik luister vooral. En af en toe probeer ik met een enkele gerichte vraag wat licht te krijgen in het verwarde verhaal. Ik zie een man die wanhopig probeert om mensen te vinden die hem kunnen steunen in wat hij doormaakt. Ik probeer hem te bemoedigen goed voor zichzelf te zorgen. We nemen afscheid, tot een volgende keer.
Palmasola in Santa Cruz ligt aan de rand van de stad. Binnen zijn er weer diverse controles. Dan loop ik door een enorme lege vlakte, naar het hek dat toegang geeft tot de sectie waar ik op bezoek zal gaan. Er wonen 4.200 mannen op 39 afdelingen, die lijken op kleine dorpjes van gebouwtjes aan straten. Het heeft wat voeten in de aarde voordat C. gevonden is. We gaan aan een tafeltje zitten bij een restaurantje, aan een straatje waar C. regelmatig gegroet wordt. Het gesprek is open en vol hoop, omdat C. bijna vrijkomt. Hij vertelt over de plannen die hij heeft voor straks, buiten. Hij heeft al papieren die in het blad Comeback zaten opgestuurd en weet dat er nog dingen geregeld moeten worden voordat hij weg kan.
Het bijbeltje dat ik hem de vorige keer gaf is hij kwijt – C. vraagt om een nieuwe. Die kan ik hem via iemand van het consulaat sturen. Het zijn soms kleine dingen zoals een paar slippers of een T-shirt die het leven in deze gevangenissen ietsje gemakkelijker maakt. “Wanneer kom je weer”? Het allerbelangrijkste is het menselijke contact, en het is een voorrecht deze bezoeken te kunnen doen.
Door: Fineke Jansen, geestelijk verzorger Epafras in Bolivia