Oost-Europa was zijn terrein. De 77-jarige Andries den Broeder bezocht er vanaf 2001 tientallen gedetineerden. Nu zet hij een punt achter zijn werk voor Epafras, omdat hij tot zijn grote verdriet niet meer zelfstandig kan reizen. “Ik hoop dat ik mensen tot zegen ben geweest.”
Zijn vrouw Ria is blij dat hij stopt, zijn gezondheid is broos en hij kan hij niet langer zelfstandig reizen. “Meestal reisde ik per vliegtuig naar de hoofdstad om daar wat gedetineerden te bezoeken. En dan verder het land in per trein of huurauto. Ik ben wel eens twee dagen op weg geweest voor een ontmoeting van 20 minuten. Toen vroeg ik me wel af of ik die man nou gelukkig had gemaakt met mijn komst of zijn verdriet alleen maar had verzwaard. Gelukkig bleek bij een vervolgbezoek het eerste.”
Andries bezocht vooral mannen die om druggerelateerde redenen vastzaten. “Veelal wordt ervan uitgegaan dat drugsgebruik breed geaccepteerd is in onze samenleving. Als gevolg daarvan wordt door de smokkelaar schuldgevoel niet zo vaak spontaan ter sprake gebracht. Ik ben maar een man tegengekomen die uit eigen beweging tegen me zei dat hij diep berouw had om wat hij verslaafde slachtoffers had aangedaan. Dat maakte veel indruk op me.”
Heftige verhalen
De eerste opdracht die Andries van Epafras kreeg, was het bezoeken van zijn geliefde Hongarije en, voor het eerst, Roemenië. “Hongarije kende ik al goed. Ik kwam er vaak via de kerk en ging er met mijn gezin op vakantie. Ook de Hongaarse taal was mij niet helemaal onbekend.” Zijn voorliefde voor het land van György Konrád was de reden dat Joop Spoor (oprichter stichting Epafras, red.), toen hij zijn werk mocht uitbreiden naar Oost-Europa, via via bij hem uitkwam. “Na een gesprek met Joop ben ik aan de slag gegaan, hoewel ik nooit eerder in een gevangenis was geweest. Ik had hem wel gevraagd wat ik me bij het werk moest voorstellen en toen zei Joop: ‘Nou, in de Gemeente maak je ook heel veel mee en dat moet je dan maar eens met drie vermenigvuldigen. Dat is ongeveer de moeilijkheidsgraad.’” Andries lacht. “Joop wist natuurlijk zelf ook wel dat dat niet helemaal de waarheid was. Maar hij had zoiets van: probeer het nou maar en kijk hoe het je bevalt.” De rest is geschiedenis. “Je krijgt heftige verhalen te horen en die moet je zelf ook verwerken. Dat deed ik in de trein terug en op mijn hotelkamer. Soms had ik in de avonduren tijd voor een bezoek aan de opera. Daar zocht ik dan ontspanning in.”
Behoefte aan steun
Het verzoek van Spoor kwam voor hem persoonlijk ook op een goed moment, want hij was binnen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt door omstandigheden met emeritaat gegaan. Het thuiszitten beviel niet. “Als dominee ben je het middelpunt van de Gemeente. Als je je aan de kant gezet voelt dan moet je je eigenwaarde weer vinden. Door het werk voor Epafras kwam er weer nieuwe zin aan mijn eigen leven.” Toentertijd kregen alle gedetineerden bezoek van de ambassade en dan werd ook gevaagd of ze de komst van een geestelijk verzorger op prijs stelden. “De meesten zeiden ‘ja’, omdat ze behoefte hadden aan een gesprek en aan steun.”
Gaandeweg breidde zijn werkterrein zich uit. Na Hongarije en Roemenië volgden Bulgarije en Servië, daarna Polen en Tsjechië, en toen Belarus en Oekraïne. De ogen van Andries worden vochtig als hij denkt aan de oorlog die daar nu woedt. “Ik ben er ziek van. Elke plaats die ik nu op het nieuws zie, ken ik. Ik heb ook nog contact met mensen daar. Niet met gedetineerden, maar als ik zie dat er ook bij de centrale gevangenis van Zhytomir bommen vallen, dan vraag ik me meteen af: ‘Hoe zou het zijn als je in de cel zit en geen kant op kunt?’”
Mooie tijd
Met sommige gedetineerden is het contact wel gebleven. Met de vrouw bijvoorbeeld die hij ooit opzocht en die hem aan het begin van het gesprek uit eigen beweging vroeg: ‘Waarom denkt u dat ik hier zit?’ Ik zei: ‘Misschien wel voor drugssmokkel, zoals de meesten hier.’ ‘Nee’, zei ze, ‘ik heb geprobeerd om mijn man te vermoorden.’ Toen ben ik zo geschrokken dat ik in huilen uitbarstte.” Daarna volgden meer bezoeken en toen ze weer op vrije voeten was, hebben Andries en zijn vrouw haar thuis opgezocht.
Zijn zoon Gerrit is in zijn voetsporen getreden, maar sinds kort gestopt met zijn werkzaamheden bij Epafras omdat hij als predikant bij de luchtmacht te weinig vrije dagen voor dit werk ter beschikking heeft. Ook voor Andries zit het er na ruim twee decennia op. Het lintje voor zijn werk bij Epafras heeft hij jaren geleden al gekregen; nu resten de herinneringen aan een mooie tijd. “Ik heb het met heel veel plezier gedaan en ik kijk terug op een rijk leven. Ik hoop dat ik mensen tot zegen ben geweest en ze iets heb kunnen meegeven op momenten dat ze het misschien niet meer zagen zitten.”
Tekst en beeld: Valerie Kierkels