Jos Douma: speciaal gezant én nieuw bestuurslid Epafras

Per 1 september 2022 is Drs. Jos Douma benoemd als bestuurslid bij de stichting Epafras. Jos Douma is onlangs teruggetreden als Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, een bijzondere ambassadeursfunctie gericht op de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en op de rol van religie in de samenleving. In de bestuursfunctie voor de stichting Epafras is hij de opvolger van Dr. Cees de Visser, die onlangs afscheid heeft genomen.

Eerder publiceerden wij een interview met Jos Douma, in de Comeback, het tijdschrift voor Nederlandse gedetineerden in het buitenland. U leest het hieronder.

Godsdienstvrijheid en de gevangenis gaan vaak niet goed samen. Als je pech hebt en je zit als moslim in de gevangenis in een moslim-vijandig land, of als atheïst in een islamitisch land, heb je er als gedetineerde snel nog wat problemen bíj. Omdat de onvrijheid groeit, heeft Nederland sinds drie jaar een Speciaal gezant voor godsdienst en levensovertuiging. Dat is Jos Douma, een man met een leven lang ervaring op ambassades.

Wereldwijd staat het recht op godsdienstvrijheid onder steeds grotere druk’, zegt de Speciaal Gezant voor Religie en Levensovertuiging. ‘Het lijkt erop dat ook voor mensen zonder godsdienst de problemen groter worden. Zoals de zaak van een meneer die onlangs in Nigeria is veroordeeld. Hij is humanist, heeft zich volgens de aanklager godslasterlijk uitgelaten en is toen vanuit Lagos overgebracht naar het islamitische noorden van het land. Daar kreeg hij 24 jaar gevangenisstraf; het ergste was, dat hij ook enige tijd van de radar verdwenen was. Hij is een van de velen die problemen kregen niet omdat ze gelovig zijn, maar omdat ze humanist, atheïst, non-deïst, agnost zijn, of welke overtuiging zonder god dan ook hebben.’

Dat er speciale gezanten voor het recht op vrijheid van godsdienstvrijheid en levensovertuiging zijn, is hard nodig, wil Jos Douma (67) maar zeggen. Nederland is een van de weinige landen ter wereld die er een hebben. Douma kent collega’s voor dit mensenrecht in de VS, Canada, het VK, Slowakije, Noorwegen, Denemarken en Mongolië. In Nederland vroegen de christelijke partijen erom. Ze maakten zich zorgen over de vervolging van christenen. De Tweede Kamer ging akkoord, mits de gezant zich ook zou bezighouden met het recht géén godsdienst te hebben. ‘Dat staat ook in de omschrijving van dit mensenrecht: de vrijheid van denk, geweten en religie’, vertelt hij. ‘De taak van de gezant is trouwens nog breder. Ik houd me ook bezig met het belang van religie in de maatschappij, politiek, diplomatie en ontwikkeling.’

Mensenrechten in de gevangenis
De rechten van de mens zijn binnen en buiten de gevangenis hetzelfde. Maar de schendingen ervan zijn niet hetzelfde, er gelden binnen nu eenmaal bijzondere regels. ‘Rechten liggen in de gevangenis altijd gevoelig’, vertelt Douma. ‘Dat komt doordat hier tegengestelde krachten aan het werk zijn: het recht op vrijheid en de openbare veiligheid. Het recht op vrijheid mag de veiligheid niet in de weg staan. Allemaal verschillende mensen die vastzitten levert ook een managementprobleem op. Stel dat er in een gevangenis joden, christenen en moslims zitten. Dan zou er op drie dagen van de week door sommigen niet gewerkt kunnen worden. Welke gevangenisdirectie zal dat goed vinden? Geloofsregels zijn vaker lastig – vanuit het gezichtspunt van de gevangenisdirecteur. Als iedereen een gevangenispak aan moet, staat de vrijheid om uit religieuze overtuiging een djellaba te dragen daar haaks op. Als het verplicht is je gezicht zichtbaar te laten zijn, kunnen baarden of boerka’s een probleem zijn. Leven volgens je geloof kán je door het gevangenispersoneel onmogelijk worden gemaakt. In de praktijk heb je in de gevangenis te maken met lokale regels. De gevangenisdirecteur bepaalt. Hij of zij hoort dat natuurlijk wel te doen binnen de internationaal afgesproken kaders.’

Jos Douma weet wel iets van gevangenissen af, én van de onzekerheid en onveiligheid van arrestanten in diverse landen. Hij werkte een leven lang op ambassades, onder meer in Zimbabwe, Nigeria, Duitsland en Rusland. Hij was zelf ambassadeur in Slovenië, Iran en Georgië. ‘Mijn eerste bezoek aan een gevangenis in het buitenland was in Zimbabwe. Het is intussen zo’n 40 jaar geleden. Het gebouw was kil en donker, met dat holle geluid van hekken en poorten. Meteen na binnenkomst stuitte ik op een poedelnaakte gevangene. Dat onterende beeld staat me bij alsof het de dag van gisteren was. Mijn volgende plek was Nigeria. Daar mocht ik op zoek gaan naar een zeeman die weg was geraakt in Lagos, en waarschijnlijk gevangen zat. Ik ging naar de gevangenis. ‘We weten het niet’, zeiden ze daar. ‘En als we het wel zouden weten, zeiden we het niet.’ Toen de tuinman van de ambassade niet kwam opdagen op zijn werk en volgens geruchten was gearresteerd, spraken ze op het politiebureau de historische woorden: ‘Maybe he got lost in the system’.

Wat een gezant kan doen
Het aantal gedetineerden dat hem heeft gevraagd te helpen, is tot nu toe nul. Begrijpelijk, vindt Douma. ‘Mijn functie is niet ingesteld ten behoeve van gedetineerden, maar voor de vrijheid te geloven of niet te geloven. Voor gedetineerden is geloof misschien ook niet het grootste probleem. Als gedetineerden al van mijn bestaan afweten, is het maar de vraag of ze de energie hebben om contact op te nemen. Gedetineerd zijn is overleven.’ Het zou voor hem ook niet te doen zijn om elke schending van dit mensenrecht zelf te behandelen. Er zijn meer dan 190 landen op de wereld en in de gevangenissen van de meeste daarvan is het geen garantie dat het recht op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging in elk opzicht gerespecteerd wordt. Hoeveel gedetineerden mogen kiezen halal, vegetarisch of kosjer te eten? Of mogen buiten de cel bidden? Of kleding dragen die bij hun geloof past, of vrij zijn van werken op de dag dat dat van hun geloof niet mag? En in hoeverre is dat dan een overtreding van nationale of internationale wetten en regels? Dit soort problemen moet je lokaal aanpakken, vanuit internationale afspraken en praktijken, maar steeds met kennis van de lokale situatie.’ Leg het probleem neer waar het hoort, is daarom het advies dat hij gedetineerden mee wil geven. Wie in zijn rechten beperkt wordt, moet het eerst zoeken bij de verantwoordelijken dichtbij. ‘De eerste persoon waar je bij zou moeten aankloppen is de gevangenisdirecteur. Vertrouw je diens oordeel niet, dan heb je als Nederlander een ambassade waar je terechtkunt. Je hebt geluk als je Nederlander bent… Het hoort bij de taak van de ambassade gedetineerden te ondersteunen. Zijn er praktijken die ingaan tegen internationale afspraken, dan kan een ambassademedewerker de autoriteiten aan hun jasje trekken. Dat helpt soms.’ Wat een gezant wél kan doen is een misstand aandacht geven. Douma kan bijvoorbeeld met de minister van een land gaan praten. ‘Het is in zulke gevallen een voordeel dat ik ambassadeur heet. Als de ambassadeur op bezoek komt is dat wel iets. Je bent de vertegenwoordiger van een land en spreekt namens een land. Mijn collega-gezanten en ik kunnen verder via (sociale) media druk uitoefenen, door te laten weten dat we een zaak op de voet volgen. De kwestie van de verdwenen humanist bijvoorbeeld, pakten we zo aan. ‘Waar is hij’, vroegen we nadat hij verdween. We vroegen publiekelijk aandacht voor zijn zaak en maakten afspraken hoe de rechtszaak te volgen, zodat we ‘erbij waren’. En ook na zijn veroordeling blijven we de zaak onder de aandacht houden.’

TEKST: Marjolein van Rotterdam BEELD: ministerie van Buitenlandse Zaken