Jarenlang opgesloten in een kantoortje

De Penitenciária Estadual de Caraúbas is de plek waar Gerard gevangen zit. Zijn cel is een klein donker kantoortje. Zonder daglicht, maar met twee peertjes. “This is fréédom’’, fluistert hij.

De gevangenis is een vierkant gebouw, met aan de zijkanten metershoge witgekalkte muren met uitkijktorens. Waar je ook kijkt, er is alleen maar zand en dorre struiken.  In dit cellencomplex zit Gerard al een paar jaar, een magere man met kort haar en een bril op z’n neus. Gerard is nerveus, wrijft voortdurend in z’n handen, wrijft langs zijn benen, maar is zichtbaar blij dat hij de geestelijk verzorger Niek weer ziet. Maar hij kan geen Nederlands meer spreken, zegt hij stamelend in het Engels. ,,Dutch is too hard voor me.’’

Niek vertelt later dat Gerard erg tegen zijn terugkeer naar Nederland op ziet, een land waar niemand op hem zit te wachten. Familie heeft hij daar niet. Het liefst vergeet hij zijn toekomst en daarmee ook de Nederlandse taal. Hij zit een straf uit van vijf jaar. Over Nederland praat hij liever niet. Gerard vertelt dat hij boos is, omdat hij geen extra verlichting in zijn cel mag.

Van de directeur mag hij zijn cel laten zien. We lopen langs rijen cellen, waar jonge en oudere mannen verveeld tegen de tralies hangen. Een groepje jongens zitten op het gangpad, een jongen is druk bezig met het maken van tekeningen – om de tijd te doden.

Uiteindelijk komen we bij de cel van Gerard, en hij opent een grote grijze deur. Tot onze verbijstering is zijn cel niets meer dan een klein donker kantoortje. Het was eens de plek waar advocaten met hun cliënten spraken, van twee bij drie meter, met grijze wanden. Zonder daglicht, maar met twee peertjes -waarvan een het niet meer doet.

Gerard trekt de ijzeren deur achter zich dicht en alleen een summier straaltje licht piept door het plafond. Aan de muur heeft Gerard talloze plastic zakjes gehangen, met in elk zakje spulletjes. Het is zijn ‘kast’. Hij kreeg deze cel, nadat hij zei tweemaal verkracht te zijn door andere gedetineerden.  Wanneer de directeur hem aanbiedt te verhuizen naar weer een gewone cel met meerdere gedetineerden, verstrakt zijn gezicht. Hij wil geen andere cel, vertelt hij. ,,This is fréédom’’, fluistert hij. ,,No more fucking.’’

Hij vertelt dat hij twee jaar lang in de keuken had gewerkt, zodat hij strafaftrek kon verdienen. Maar nu weet hij ook niet meer of hij dat wel wil, die strafaftrek. Want waar moet hij heen zonder geld? De gevangenis geeft ook structuur en zekerheid aan het leven van Gerard. Het idee dat hij straks alleen over de stoffige straten van Caraubas moet zwerven, maakt hem bang. ,,What can I do? I have no money, nothing, nothing!’’

In de volgende aflevering ontmoeten we Argo, die met een reisgezelschap een weekje naar Brazilië zou gaan. De meeste deelnemers hebben Nederland sindsdien niet meer gezien.  Volg zijn verhaal.