Mijn man wist meteen wat er aan de hand was, toen hij gebeld werd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken: onze zoon was opgepakt. Daarna belde hij mij, huilend. “Het komt goed, het komt goed!”, zei ik. Dat wilde ik zo graag geloven.
“Misschien zie ik hem niet meer, ik ben al in de tachtig…”
We zijn die avond naar mijn moeder gereden om te vertellen dat haar kleinkind was opgepakt in het buitenland. Ze was heel verdrietig. ‘Misschien zie ik hem niet meer, ik ben al in de tachtig’, zei ze. We gaan hier iets aan doen, dacht ik. Ik heb niet gehuild, ik ben meer van ‘geen woorden, maar daden’. Het komt goed, als we maar iets kunnen doen.
Maar toen mijn man en ik terug keken op de afgelopen dagen, vielen opeens alle puzzelstukjes op z’n plaats. Die laatste ontmoeting, dat hij zo keurig eruit zag. Dat hij geen piercings meer had. We wisten: toen was hij al bezig met zijn reis. Hij moest eruit zien als een keurige toerist.
Ik weet nog het moment dat we gedag zeiden, daar in die buurtwinkel. Het liefst wilde ik hem meteen mee naar huis nemen. Gewoon ons leven weer oppakken. Maar ik durfde het niet voor te stellen. Ik was zo bang dat hij het idee zou hebben dat ik hem claimde. En hij het contact opnieuw zou verbreken, dat we hem weer zo lang niet zouden zien. Nu ging het net weer een beetje goed, ik wilde vooral niks negatiefs doen.
Dat besef, dat als je alle puzzelstukjes eerder bij elkaar had gelegd… Maar we wisten het niet. We hadden geen idee.
Benieuwd hoe het verder gaat met Freek en zijn ouders? Volg en deel hun verhaal! “Ik dacht: we zijn in een misdaadfilm beland. Een nachtmerrie.”