Een van die valkuilen is schaamte. Bijna altijd speelt het een rol. Bij alle partijen. Gedetineerden schamen zich voor hun gedrag, kinderen voor hun vader of moeder, partners voor hun partners, en soms schamen hele families zich. ‘Ik schaamde me om te vertellen dat mijn vader in de gevangenis zat’, zegt Lisa, dochter van een inmiddels ex-gedetineerde. Pas na een jaar, toen ik bij mijn vader op bezoek ging, vertelde ik het aan mijn beste vriend. Gelukkig reageerde hij goed. Hij vond het erg voor míj. Had het maar eerder verteld, zei hij. Dat was het enige waar hij een beetje boos over was. Maar ik durfde dat eerder niet. Omdat ik bang was dat iedereen mij op de fouten van mijn vader zou afrekenen. En ook omdat ik dacht dat ze zouden denken dat mijn vader een slecht persoon is. Wat hij niet is. Mijn vader schaamde zich ook. Hij heeft het niemand verteld.’
Ook Laura weet wat schaamte is. Haar zoon heeft een zware straf van acht jaar, hij zit in een gevangenis in Oost-Europa. Hij is een junk en iemand die grof geweld heeft gebruikt tegen vreemden. Intussen is hij bijna 45 jaar oud. Laura schaamt zich niet voor haar zoon – ze snapt waar de problemen vandaan komen. Maar ze merkt wél dat haar zoon zich schaamt. En dat geen van haar zussen meer wat met haar te maken willen hebben. ‘Ik denk dat ze zich schamen dat hij familie is. En dat ze kritiek hebben op mij. Dat ik geen grip meer op hem heb. Dat ik vier keer opnieuw een huis voor hem inrichtte, dat ik hem steeds weer geld geef, dat ik hem geloofde als hij weer met een mooi verhaal vertrok naar het buitenland. Dat laatste is niet waar natuurlijk: verslaafden liegen nog als ze fluiten. Maar ik weet ook dat hij eigenlijk een lief kind is. Zijn vader mag hem niet meer zien van zijn nieuwe vrouw. Hij heeft alleen mij. Ik heb alleen hem. De laatste keer dat ik hem zag, nu anderhalf jaar geleden, ben ik enorm uit mijn dak gegaan. Ik vertelde hem wat hij allemaal fout heeft gedaan. Toen werd hij heel verdrietig en zei: ‘Ik ben half jou en half mijn vader.’ Hij schaamt zich voor zijn verslaving en dat hij het elke keer weer verpest.’
Wie in de gevangenis terechtkomt en zelf kinderen heeft, weet het. De schaamte van een gedetineerde tegenover zijn kinderen is misschien wel het heftigst. Wie als vader (of moeder) in de gevangenis terecht komt, voelt dat hij faalt. Veel ouders proberen het daarom te verdoezelen. ‘Het is ontzettend moeilijk om aan je kinderen en hun omgeving te vertellen dat je in de cel zit’, zegt Winie Hanekamp van Exodus, de baas van het nieuwe kenniscentrum Kind & Ouder in Detentie. ‘Papa is even met vakantie, zeggen ze dan, of voor zijn werk naar het buitenland. Smoesjes. Kinderen hebben dat vaak door. Zeker als het te lang duurt. Ze denken dat er iets niet klopt. Ze worden bang. Vaak vinden ze onzekerheid erger dan weten dat hun vader of moeder in de gevangenis zit. Daar komt nog bij dat de ouder die het smoesje vertelt, dus blijkt te liegen. Dat tast het vertrouwen aan. Als de tweede ouder liegt omdat de eerste ouder gevangen zit, is het kind zijn hele basis kwijt.’
De oplossing
Nooit liegen, dat is de oplossing. Beter is het als je vertelt wat er aan de hand is, of ongeveer wat er aan de hand is. ‘Ook voor de gedetineerden zelf werkt dat beter’, zegt Winie. ‘Contact houden is makkelijker als je eerlijk bent. Ga contacten niet uit de weg omdat je denkt dat het allemaal te erg is. Je hoeft niet te liegen, maar ook niet élk detail te vertellen.’ ‘Eerlijkheid staat voor mij bovenaan’, zegt Lisa, de dochter van een ex-gedetineerde. ‘Aan leugens hebben kinderen niets. Ze zijn sterk genoeg voor de waarheid. Een leugen is een sneeuwbal. Die wordt alleen maar groter.’ Het verdoezelen van de waarheid heeft volgens Winie verschillende oorzaken. Schaamte voor wat er aan de hand is. Of denken dat een kind de waarheid niet aan kan. ‘Meestal is die vrees onterecht. Je moet de waarheid alleen wel doseren. Voor een kind is het meestal te belastend om te horen dat zijn vader iemand vermoord heeft. Maar zeggen dat papa in de gevangenis zit omdat hij iets gedaan heeft wat niet mag, kan wél. Het werkt vaak goed om te zeggen dat je het zelf ook moeilijk vindt. Je blijft dan in gesprek. Het belangrijkste is dat je kijkt wat het kind nodig heeft.’