“We schrijven januari 2001. Epafras kreeg meer subsidie. Dat betekende: meer mogelijkheden voor bezoeken. De toenmalige directeur van Epafras, ds. Joop Spoor, belde mij op met de vraag of ik wilde helpen. Ik was 55 jaar en net 21 jaar legerpredikant geweest. Ik voelde me te jong om te gaan freewheelen. Mijn vrouw friste mijn geheugen op. ‘Weet je nog dat je twee jaar geleden ds. Spoor op de televisie hoorde vertellen over zijn werk? Toen zei je: “Als ik straks de dienst uit ben wil ik die man wel helpen, lijkt me geweldig belangrijk en boeiend werk.”
Zijn eerste reis was naar Australië. Tien Nederlandse gevangenen in tien verschillende steden. “Dertien dagen uit en thuis. Want ook toen al stond efficiëntie hoog genoteerd.” Al twee jaar lang had het Nederlandse consulaat in Sydney aangegeven dat bezoek van een geestelijk verzorger zeer gewenst was.
In het vliegtuig tot aan Bangkok zat er een schapenboer uit het zuiden van Australië naast hem. “Hij vertelde van zijn gigantisch grote kudde. Zo groot dat hij een helikopter nodig had om de schapen in de gaten te houden. Ik gaf aan dat ik ook een soort schaapherder was. Eerst in een kerkelijke gemeente, daarna in het leger en nu voor Nederlandse gevangenen in het buitenland.”
De man keek hem verbaasd aan: “Wat bezielt je om gedetineerden, zo ver van huis, te bezoeken? Ze zitten toch niet voor niets vast? Je lijkt wel gek!” Uittenbosch vertelde van Epafras. “Van het geloof dat we hebben in Nederland dat een mens die verdwaald is geraakt in een buitenlandse gevangenis erg gebaat is bij bezoek van een Nederlandse geestelijk verzorger. Van de behoefte om juist in zijn moerstaal te kunnen spreken over vaak heel vertrouwelijke zaken die je nauwelijks durft te delen met anderen. De man bleef me voor gek verklaren, zette zijn koptelefoon op en wenste niet meer met die dwaas van een geestelijke te praten.”
Uittenbosch schrijft dat in Bangkok een andere Australiër op zijn plek kwam zitten, een consultant voor bedrijven. “Ook met hem maakte ik kennis. Toen ik hem vertelde van mijn missie, was hij even stil en zei toen: “Very interesting! Very important! Jullie hebben het in Nederland beter begrepen dan wij in Australië!”
Uittenbosch bezocht landen in Azië, Midden-, Zuid- en later Noord-Amerika, Afrika en Europa. “Altijd weer ontmoetingen met mensen die maar al te gemakkelijk worden betiteld als crimineel, misdadiger, stommelingen – die zich met zaken inlaten waar ze vanaf moeten blijven, dus eigen schuld…..! Dat is het commentaar van menigeen in de samenleving die geen familielid of goede vriend in de gevangenis heeft zitten, zo merkte ik bij de vele lezingen die ik gaf.” Pas na uitleg met persoonlijke verhalen kleurde het beeld bij en gingen gevangenen voor hen leven. “Gedetineerden werden in hun ogen weer mensen die altijd meer zijn dan hun misstap of misdaad alleen.”
Uittenbosch vertelt dat het hem alle jaren ontroerd heeft hoe open en vol van vertrouwen mensen hun verhaal van vallen en opstaan wilden delen. “Intuïtief weten ze dat hun diepste gedachten en gevoelens veilig zouden zijn bij mij als geestelijk verzorger. Samen zochten we naar wat kracht kon geven en perspectief kon bieden. Na elk bezoek was ik des te gemotiveerder om door te gaan, ondanks de grote afstanden die vaak overbrugd moesten worden.”
Hij werd ook penningmeester voor Epafras. In de zestien jaar zag Uittenbosch hoe steeds meer geestelijk verzorgers zich pro Deo aan wilden sluiten bij de organisatie. Ook kwamen er lokale geestelijk verzorgers bij uit tal van landen, die ter plekke gevangenen wilden steunen. “Ze zagen het belang van persoonlijke steun aan mensen die verdwaald zijn achter vreemde tralies, ver van huis en familie.”
Zijn laatste bezoek stond gepland in oktober 2016. Drie maanden later droeg hij zijn functie over aan een nieuwe kracht. Afscheid doet een beetje pijn, zo schrijft hij. En helemaal loslaten doet hij Epafras – en vooral de gevangenen – waarschijnlijk niet. “Ik kan geen kerk binnen lopen zonder daar even een kaars aan te steken. Dan heb ik altijd weer de mensen in gedachten die ik mocht ontmoeten. En alle gevangenen die uitzien naar hun vrijheid.”