Hoe beoordelen gedetineerden, ex-gedetineerden en hun families, maar ook medewerkers van consulaten en ambassades het werk van Stichting Epafras? Kaski, onderzoeks- en expertisecentrum voor religie en samenleving van de Radboud Universiteit, deed er, in opdracht van Epafras, onderzoek naar. Op 28 oktober werden de eerste exemplaren van het onderzoek overhandigd aan de ministeries van Buitenlandse Zaken en Justitie & Veiligheid, in wier opdracht Epafras werkt.
Een 8,4: dat is het gemiddelde rapportcijfer dat (ex)gedetineerden geven voor het contact met de geestelijke verzorgers van Epafras. Thema’s die zij belangrijk vinden in dat contact, zoals de moed of kracht om het vol te houden in de cel, maar ook de zin van het leven, komen op een bevredigende manier aan bod. De geestelijke verzorgers van Epafras scoren hoog op eigenschappen als vertrouwelijkheid, het vermogen tot luisteren, betrokkenheid en professionaliteit. Gedetineerden onder de vijfendertig jaar zijn nóg positiever: zij geven gemiddeld een 9,2. Jorien Copier, wetenschappelijk onderzoeker bij Kaski: “Een verklaring daarvoor heb ik niet. Wellicht dat jongere gedetineerden meer behoefte hebben aan een ouderlijk figuur?”
Voor dit onderzoek is gekeken naar de ‘directe impact’ van de werkzaamheden van Epafras, er vanuit gaande dat het werk intrinsiek van waarde is en niet (slechts) een ander doel dient. Het zou interessant zijn om ook de impact op lange termijn te onderzoeken, zegt Copier. “Bijvoorbeeld de impact op het geestelijk welzijn van gedetineerden, of op het aantal recidive. Maar dat is onmogelijk. Er dragen allerlei andere factoren bij aan deze variabelen en de omgevingsfactoren zijn overal ter wereld anders.”
Pandemie-effect
Voor het onderzoek werd gekeken naar zowel de kwantiteit als de kwaliteit van de contacten, gebaseerd op vragenlijsten bestemd voor gedetineerden en interviews met ex-gedetineerden, hun families, geestelijk verzorgers en medewerkers van de betrokken ministeries en ambassades. Het was niet eenvoudig om die vragenlijsten bij de gedetineerden te krijgen, zegt Copier, die daarvoor werd bijgestaan door Jarmila Thodé van Epafras. Als Epafras geen rechtstreekse adressen kon geven werden ambassades benaderd om de vragenlijsten bij gedetineerden te bezorgen.
46 procent van de gedetineerden die de vragenlijst invulden, zei het afgelopen jaar contact te hebben gehad met Epafras. Copier: “Het lastige is we niet precies weten hoeveel van de 1.008 vragenlijsten die we hebben verstuurd, de gedetineerden daadwerkelijk hebben bereikt. Een flink aantal gedetineerden had nooit eerder contact gehad met Epafras.” Een andere belangrijke verklaring voor het lage aantal gedetineerden dat aangeeft contact te hebben gehad is de coronapandemie. Die leidde ertoe dat gedetineerden in een nog groter isolement raakten: contact leggen of houden bleek in die periode uiterst moeizaam. Dat effect valt goed af te lezen aan de cijfers, zegt Copier. “Van de gedetineerden die langer dan twee jaar vastzaten, had driekwart contact met Epafras. Een belangrijke aanbeveling van de onderzoekers is dan ook: zet in op het herstel van contacten die als gevolg van de pandemie zijn teruggelopen, maar ook op het leggen van nieuwe contacten.”
Communiceren blijft belangrijk
Als dat contact er eenmaal is, of is hersteld, valt er nauwelijks iets te verbeteren, gezien de hoge beoordelingscijfers. Epafras vormt voor veel gedetineerden ‘een levenslijn met het thuisland’, biedt menselijk contact, maakt het verschil, heeft hart voor mensen – en is soms ook gewoon een manier om de tijd te doden. Copier: “Een familielid van een ex-gedetineerde vertelde mij dat deze ‘een schild om zich heen had gebouwd.’ Als hij met de geestelijk verzorger had gepraat liep hij na afloop toch weer fier de gang op.” Ook ambassade – en consulaatsmedewerkers zijn lovend over hun contact met en het werk van de geestelijk verzorgers, blijkt uit de interviews. “Sommige gedetineerden hebben alles verpest in hun leven, of hebben heel veel pech gehad”, zegt één van hen. “Dat er dan nog iemand naar je omkijkt, is heel waardevol.” Nog een citaat: “De mensen van Epafras zijn niet veroordelend. Wat je ook op je kerfstok hebt, zij luisteren en zullen je niet afwijzen.”
Een mogelijk spanningsveld is dat Epafras, als het gaat om praktische hulp aan gedetineerden, iets meer vrijheid heeft om iets extra’s te kunnen doen dan de ambassades. Bijvoorbeeld om geld in te zamelen waarmee een gedetineerde na thuiskomst op weg geholpen kan worden. Copier: “In de praktijk zie je dat dit goed gaat. Ook omdat geestelijk verzorgers voor hun bezoek goed worden gebrieft over wat wel en niet kan, en omdat de communicatie tussen ambassades en Epafras goed is. Het is echter wel belangrijk dat beide partijen daar onderling goed over blíjven communiceren.”
Praten over religie: alleen op verzoek van de gedetineerde
Een ander aandachtspunt dat ter sprake kwam vanuit de ministeries, betreft de religieuze identiteit van gedetineerden en van Epafras. De helft van de mensen die de vragenlijst invulde, noemt zichzelf religieus. Van die groep is 18 procent christelijk, 15 procent moslim en 15 procent hangt een niet nader gespecificeerd geloof aan. Als religie en levensbeschouwing onderwerp van gesprek zijn, gebeurt dit alleen als de gedetineerde daarom vraagt, bevestigen zowel gedetineerden als geestelijke verzorgers. Copier sprak met geestelijke verzorgers uit Indonesië, Libanon, Japan, Portugal, Brazilië en België. “Allemaal blijven ze bewust ver van de mogelijkheid tot evangeliseren. ‘We staan altijd in dienst van het verhaal van de gedetineerde’, zei één geestelijk verzorger.” Het begrip ‘geestelijk verzorger’ legt al mooi uit waar het om gaat, zegt Copier. “Onze aanbeveling is: blijf uitleggen wat geestelijke zorg inhoudt en houdt aandacht voor religieuze verschillen.”
Voor een onderzoeker is het natuurlijk mooi om zulke hoge tevredenheidscijfers te kunnen rapporteren, zegt Copier. “Al was ik zelf nog tevredener geweest als meer mensen de vragenlijsten hadden ingevuld.” Wat haar het meest is bijgebleven is de enorme betrokkenheid van de geestelijk verzorgers, die niet ophoudt bij de gevangenisdeur. “Veel van hen kampen na afloop van een bezoek met gevoelens van onmacht. Het besef dat voor sommige gedetineerden geldt dat ze een half jaar moeten teren op één goed gesprek, kan zwaar vallen. Het is, kortom, wel degelijk werk dat je mee naar huis neemt.”
Op de foto: Jorien Copier, wetenschappelijk onderzoeker bij Kaski
Tekst en beeld: Bibejan Lansink